In 2018 hebben wij een stuk opgenomen van tevoren om met Kerst af te spelen en ik probeer dat ook steeds weer als tekst aan te leveren zodat anderen er misschien iets mee kunnen. Het mag omgezet worden naar eigen inzicht en gebruikt zoals mensen dit graag willen. Maar ik schrijf deze stukken rond kerst meestal voor eigen gebruik binnen eigen kring. Toch kan het zijn dat er mensen zijn die er iets mee kunnen doen. Voordat ik het stuk schreef was ik aan het rondzoeken om een idee te krijgen en ik moest voor de zondagsschool iets voorbereiden en mijn oog viel op een stukje tekst over een landheer die op reis ging en zijn bezit in handen gaf van anderen, zij moesten er goed voor zorgen en opletten voor diefstal, maar zij sukkelden in slaap. Het was een heel klein stukje tekst en ineens dacht ik ja dat is nu nog steeds zo. Jezus als Landheer, Hij ging op reis, maar zou terugkeren voor ons, maar zijn wij nog wakker en waakzaam? Dit heb ik verwerkt in een kerstspel en er zullen vast dingen zijn waarbij jullie denken, dat zou ik anders doen. Of een bepaalde humor (typisch zoals ik ben) waarbij jullie denken, dat liever niet. Ik hoop dat het toch nog door mensen gebruikt kan worden, maar omdat wij filmen zal het voor live spelen misschien aangepast moeten worden. Mensen die graag een Word bestand willen kunnen mij altijd mailen. Ik ga nu werken een aan nieuw stuk, maar dat zal er denk ik niet voor Kerst op komen te staan. Dus nu maar even deze. Het aantal spelers kan uitgebreid worden, wij hebben het met 8 spelers gespeeld.

DOWNLOAD het pdf bestand met daarin de tekst

Verteller: Voor de deur van een groot en mooi huis staat een landheer met zijn personeel, hij vertelt ze van een lange reis welke hij zal maken. Hij moet van alles regelen m.b.t. een bouwproject voor de bouw van vele woningen in een ver en afgelegen maar prachtig oord.

Meester: Johannes hier heb je de sleutel van mijn paleis, ik vertrouw het je toe.

Trientje denk erom dat je poetst en poetst en het tot een schoon paleis maakt

Amber houd vol, maak de bedden op, lap de ramen doe je best en zorg -dat als Ik terugkom- ik mijn huis in goede staat terugvind

Trini kook alsof je leven er vanaf hangt zodat een heerlijke geur mijn huis vullen zal en het tot lof zal zijn voor een ieder.

Brutus let op Johannes en help hem om wakker te blijven.

Trientje: Ja meester, wij zullen zorgdragen voor Uw bezit alsof het van ons is

Amber: Meester u kunt van ons op aan, ik poets alle ramen zo vaak als ik kan zodat u van veraf al naar binnen kunt kijken

Trini: Ik zal koken als de beste, geurig, heerlijk eten zodat u het op uw verre reis nog kunt ruiken en zult watertanden, vertrouw op ons...

Brutus: Ik waak over Johannes, vertrouw mij maar.

Meester: Johannes niet in slaap sukkelen, waak en bewaak mijn huis, dit is het hart van mijn Koninkrijk, het huis waarin ik geboren ben, het huis van waaruit ik regeer en het toont wie ik ben, eerst leek het op een stal, maar nu is het geworden tot een blinkend mooi geheel en dat wil ik graag zo houden, denk je erom?

Johannes: Ja ja

Meester: Jaja is dat alles wat je te zeggen hebt? Ik mag jou wel horen. Ik zal regelmatig bellen om te vragen hoe het gaat.

Meester: (Telefoon gaat over, meester neemt op:) Hallo met de Heer des huizes............., ja ja ja ik kom eraan, wees niet bang ik laat mijn huis in goede handen achter.
(Tegen het personeel) Ik ga snel en voordat jullie het weten kom ik terug, wees erop voorbereid en werk alsof je leven er vanaf hangt.

Brutus: Meester, we lopen met u mee naar buiten om u uit te zwaaien: Kom Amber, Trini, Trientje en Johannes, kom

Meester: Tot weerziens

Personeel: Tot weerziens Meester

Verteller: De meester vertrekt, Hij heeft een belangrijke taak te vervullen en Hij denkt te weten dat zijn huis in goede handen is, dat zijn personeel net zoveel houdt van zijn bezit als hijzelf, dat de mensen die hij liefheeft en die Hij beloont voor hun goede werken hun best doen om zijn huis, -het hart van zijn koninkrijk- te bewaken en verzorgen. Hij denkt met een gerust hart te kunnen gaan, er valt een last van zijn schouders.

Trientje: Ik ga snel de ramen lappen, moet je zien hoe vies, dat ziet er toch niet uit, volgens mij is er een vogel langsgevlogen

Amber: Niet alleen langsgevlogen, het had wat remproblemen als ik het zo zie, ik ga nu snel de bedden opmaken

Trini: Tja het liet wat sporen na, ga maar snel beginnen. Ik ga naar binnen om het eten voor te bereiden zodat de geur op zal stijgen, tot in de hoogste nok van het huis.

Brutus: Dan komen Johannes en ik het straks wel opeten.

Trientje: Ho ho, Johannes moet hier blijven staan, hier op de oprijlaan van het huis en jij Brutus, jij moet de beste plek aanwijzen.

Brutus: Goed plan Trientje. Kom Johannes (hij sleurt hem mee) Ga hier staan zodat je kunt zien wie het terrein op komt, zodat je mensen aan kunt spreken en kunt ontvangen en natuurlijk zodat je opdringerige gasten tegen kunt houden.
Begrepen Johannes? Je hebt een belangrijke taak, besef dat goed. Ga daar staan. (hij wijst een plek aan) Zo ik ga naar binnen

Johannes: Jaja jaja (hij gaapt en gaat staan zijn ogen vallen af en toe al wat dicht.)

Trientje boent de ramen en als ze klaar is zegt ze: Ik ga ook naar binnen Johannes, zorg dat je blijft waken, waak Johannes waak

Johannes: Jaja

(De ogen van Johannes vallen dicht en langzaam maar zeker leunt hij ergens tegenaan om niet te vallen, hij schrikt weer op van de telefoon die overgaat in het huis en je hoort trientje praten op de achtergrond)

Trientje: Stem van Trientje vanachter de deur: Hallo Meester, ja u heeft gelijk dat u belt om te vragen hoe het gaat, ik zal even kijken of Johannes nog wakker is. Ja meester ik loop nu naar Johannes toe.

Met de telefoon in de hand staat ze nu bij Johannes en zegt:
Hij is nog wakker Meester, hij ziet er wel wat moe uit, maar hij is wel wakker, zijn ogen lijken een beetje dicht te vallen en hij hangt er wat knullig bij.

Meester: Wat? Lijken zijn ogen dicht te vallen? Het moet niet gekker worden, ik ben amper een uurtje weg en nu al moe, zorg goed voor mijn spullen, zorg dat mijn huis een huis blijft om in te wonen, een huis waar ik in wil zijn.

Trientje: Maar natuurlijk meester, we blijven wakker en waakzaam en we houden Johannes ook wakker, reken op ons, vertrouw ons maar.

Meester: Het is al goed Trientje, het is al goed. Ik vertrouw op jullie, dag Trientje.

Trientje: Johannes je mag niet in slaap vallen, niet in slaap vallen Johannes, zelfs niet als het donker wordt, desnoods zorgen we voor een wisseling van de wacht. Ik ga snel naar binnen, ik moet nog zoveel doen.

Johannes: Jaja jaja

Verteller: Maar niet lang daarna vallen de ogen van Johannes dicht, zakt hij onderuit en ligt hij vreselijk te ronken, lijkt het alsof hij een heel bos aan het omzagen is en is er niemand die nog oplet. Het andere personeel is binnen, en alhoewel er een heerlijke geur te ruiken is als de deur van het huis opengaat, is er toch van alles mis. Ja het huis wordt schoongehouden, Trientje doet haar best, Amber ook en Rini en Brutus evengoed ook, maar al snel zijn ze moe geworden van het werken, de nacht treedt in en ook zij vallen in een diepe slaap, en terwijl zij dromen van verre stranden, van mooie bergen, de natuur en een Koninkrijk -mooier dan ooit- komen de rovers.

Rover 1: Hé kijk nou, dit is de kans van ons leven, laten we onze slag slaan

Rover 2: Hoe bedoel je? Dit is het huis van een groot Meester, daar kunnen we nooit binnenkomen, dat huis is goed bewaakt.

Rover 1: Hoezo goed bewaakt, kijk dan de bewaker slaapt

Rover 2: Maar de Heer van dit huis heeft ons ooit verteld dat zijn bewakers altijd wakker zijn en nooit slapen.

Rover 1: Dan had hij het mooi mis, kijk dan zelf.

Rover 2: Inderdaad kom we gaan naar binnen.

Rover 1: Maar hoe komen we erin? Heb jij een koevoet meegenomen?

Rover 2: Haha een koevoet. Koeien hebben geen voeten..

Rover 1: Doe normaal, ik bedoel geen voet van een koe maar een koevoet, dat is een ding om deuren en ramen mee open te breken.

Rover 2: Oh bedoel je dat, nee die heb ik niet, maar volgens mij heeft de bewaker de sleutel in zijn hand, laten we proberen om die te pakken.

Rover 1: Goed idee.

(Ze staan bij de bewaker en buigen over hem heen en proberen heel voorzichtig de sleutels uit zijn hand te trekken)

Maar dan rinkelt een telefoon, het is dit keer de telefoon van de bewaker. Hij blijft slapen

Op de achtergrond hoor je Brutus roepen:

Brutus: Trientje is dat jouw telefoon?

Trienje roept terug: Nee ik denk van Johannes.

Amber en Trini tegelijk: Hij zal toch niet slapen?

Trientje: Het zou me niks verbazen...  ga snel kijken

Rover 1: Kom we moeten er vandoor, we komen later wel terug,

Rover 2: Ja natuurlijk morgen misschien of overmorgen, we krijgen vanzelf een kans om binnen te komen

Rover 1: We zullen alles roven

Rover 2: Ja alles wat los en vast zit.

Trini rent naar buiten naar Johannes toe en grijpt de telefoon.

Trini: Hallo met madam Trini van het grote huis

Meester: Trini, hoe gaat het bij jullie, gaat het daar nog goed? Is alles nog in orde?

Trini: Ja hoor meester, niks aan de hand.

Meester: Is Johannes nog wakker? Waakt hij goed over mijn huis?

Trini: Ja hoor Meester natuurlijk

Meester: Geef hem zelf eens aan de telefoon?

Trini: Maar Meester hij is even naar toilet dus ik neem het even over en waak even over uw huis, maar hij komt zo weer, het kan eventjes duren, hij had een beetje teveel gegeten van mijn overheerlijke maaltijd. Maar Meester het huis ruikt heerlijk.

Meester: Fijn om te horen Trini, fijn om te horen, dan hang ik weer op, ik bel later weer, blijf waakzaam, wees alert Trini, wees alert.

Trini: Ja Meester. Natuurlijk Meester.

Brutus: Brutus komt ook naar buiten lopen in zijn nachtgoed en gaat bij Johannes staan en stoot hem aan met zijn voet:
Wakker worden Johannes, wakker worden, ben je nu helemaal betoeterd. Dit kan toch niet, lig je hier te slapen. Je moet het kostbare bezit van de Meester beschermen, wat ben je toch voor mens. Wakker worden Johannes.

Johannes: Kijkt verdwaasd om zich heen, hij gaat snel weer staan en neemt gapend zijn plek weer in.

Verteller: Het is onbegrijpelijk wat er gebeurt de meester is nog niet zover van huis vandaan, hij is pas kortgeleden vertrokken en toch is het personeel al aan het aanrommelen. Ze nemen het niet meer zo nauw met de afspraken die ze gemaakt hebben. Kijk maar snel met ons mee wat er gebeurt de volgende dag en de dagen erna:

Trientje: Gaapt luid: Ik ben nog doodmoe, wat een nacht. En de Meester blijft maar bellen, het moet niet gekker worden, ik kom niet aan mijn nachtrust toe.

Amber: Wat denk je van mij, ik ben ook oververmoeid.

Trini: En ik dan, ik rende als eerste naar buiten om de telefoon aan te nemen.

Brutus: En ik ging naar buiten om Johannes wakker de maken

Johannes: Gaapt alleen maar.

Trientje: Vandaag doe ik niks, laat het stof maar even rusten.

Amber: Goed idee, ik ben voor. Ik neem het er even van.

Trini: Zo denk ik er ook over, vandaag bestellen we pizza. Reken er maar niet op dat ik ga koken, en als ontbijt nemen jullie maar gewoon een droog broodje.

Lakei Brutus: Maar hoe moet het dan met de heerlijke geur, die zal verdwijnen,  het stof zal alles bedekken, de spullen in het huis zullen vies worden en hun glans verliezen.

Trientje: Niks mee te maken, nu maar even rustig aan, even een dagje niks.

Johannes slaapt alweer dit keer in het huis op de bank.

De pizzaboer brengt pizza en ze doen helemaal niks, niks en nog eens niks.
Dan gaat alweer te telefoon het is de meester.


Lakei neemt op: Hallo met de Lakei des huizes, met Brutus?

Meester: Hier de meester des huizes hoe staat het ervoor met mijn bezit? Wordt het goed schoongehouden en goed verzorgd?

Lakei Brutus: Nou Meester het personeel lijkt een beetje lui

Meester: Lui, lui, hoezo lui (hij loopt heen en weer met een rood hoofd en de telefoon in zijn hand)

Lakei Brutus: Meester misschien omdat u ze steeds wakker belt?

Meester: Omdat ik ze wakker bel? Hoezo? Ze mogen niet eens slapen, ze horen waakzaam te zijn, ze moeten wakker blijven, voor ze het weten kom ik terug en dan wil ik dat ik een plek heb om in te wonen, een blinkend paleis, dan wil ik weer wonen in het hart van mijn Koninkrijk, in het huis waarin ik geboren en tot groei gekomen ben.

Lakei Brutus: Meester IK begrijp het wel, maar zij snappen het niet helemaal, ze zijn zo dom, dit kan toch niet. Ik ga het ze zeggen Meester, ze moeten aan het werk.

Meester: Dankjewel Brutus, je bent een goede en getrouwe knecht, ik zal eraan denken je te belonen als ik terugkom. Dag Brutus ik bel later terug, let op als de nacht komt dat het personeel waakzaam blijft, alert, want voor je het weet, voor je het weet gebeurt datgene waar ik al zolang bang voor ben.....

Brutus: Ja natuurlijk meester, ik geef het door, dag meester dag.....

Verteller: De dag verstrijkt, het personeel neemt een loopje met de opdracht van de Meester. Ze zijn te moe om nog iets te doen, afgemat en ingedut. Ze denken dat het wel los zal lopen en dat het allemaal wel mee zal vallen als ze een tijdje niks doen. Ze denken dat het zo'n vaart niet zal lopen en zo verstrijken de dagen. De Meester blijft bellen, het liefst ieder uur, ze willen het liefst de telefoon maar laten rinkelen, maar dat kan niet dan zal Hij ze de laan uitsturen en dat willen ze niet wagen. Ze verzinnen allerlei smoesjes om de Meester gerust te stellen:

Meester: (belt) Gaat het goed in mijn Koninkrijk.

Brutus: Ja hoor Meester, ze doen hun best.

Meester belt alweer: Lakei zijn ze nog wakker?

Brutus staat naast het slapend personeel: Ja natuurlijk Meester, waakzaam als de beste.

Meester belt alweer: Lakei kun je ze nog aan het werk houden?

Brutus: Jaja Meester het komt allemaal goed, wees in geen ding bezorgd.

Verteller???: Maar dan op een nacht als Johannes weer in slaap is gevallen en de rest van het personeel  lekker onder wol ligt slaan de rovers toe.

Rover 1: Moet je zien, wat een goede bewaking heeft deze Meester, hij ligt alweer te slapen

Rover 2: En moet je die Lakei zien die ligt ernaast, ook ingedut

Rover 1: Geweldig, geweldig, kom Vos we pakken de sleutel

Rover 2: Ja Sluw we hebben geluk, eindelijk mazzel, dit wordt een eitje.

(De rovers pakken de sleutels uit handen van Johannes en openen zachtjes de deur van het huis)

Je ziet vervolgens hoe ze spullen roven. Ze komen steeds af en aanlopen met stoelen, schilderijen, spulletjes enz. en brengen het naar een auto of kar o.i.d..
Ze stappen steeds over Johannes en de Lakei heen en roven zo alles wat ze maar kunnen bergen.

Rover 1: Volgens mij hebben we eerst wel genoeg, de rest halen we later, Kom Sluw we gaan er vandoor voordat ze wakker worden.

Rover 2: Goed plan.

Ring ring de telefoon van de Lakei gaat over het is de Meester

Lakei schrikt wakker en kijkt verschrikt om zich heen, hij ziet nog net de mannen wegscheuren in hun busje en hij begrijpt dat het mis is, helemaal mis. Hij neemt hakkelend de telefoon op.

Brutus: Ha ha hallo Meester, met de Lakei des huizes

Meester: Lakei hoe staat het ervoor, je hebt mijn huis toch wel goed in de gaten gehouden hè?

Brutus: Maar natuurlijk Meester, natuurlijk ik laat niets en niemand binnen

Meester: En Johannes dan? Heeft hij mijn huis goed bewaakt?

Brutus: Johannes? Ja Meester.... Johannes en ik zijn één pot nat.

Meester: Ik krijg hier een naar gevoel bij, een akelig gevoel. Waar ben jij nu?

Brutus: Ik sta buiten bij Johannes.

Meester: Kijk eens door de ramen of alles nog in orde is?

Brutus: De ramen zijn te vies en de gordijnen staan dicht.

Meester: Wat is daar toch aan de hand. Ramen vies, gordijnen dicht. Straks kom ik nog thuis in een donker vies en leeggeroofd hol, regel dat het schoon is en licht, ik bel later terug. Ajo.

Lakei: Keert zich om naar het huis en roept naar Trientje en Trini, Amber: Trientje wakker worden, Trini sta op, Amber schiet op doe de lampen alvast aan, de Meester wil niet thuiskomen in een donker hol, gordijnen open, ramen wassen, schiet op.

Trientje: Ja Brutus ik ren, ik pak mijn spullen en begin.

 

Trini: Ik ook, ik doe de gordijnen alvast open zodat het licht morgenvroeg gelijk naar binnen kan. En ik ga nu koken zodat een heerlijke geur van mals vlees het huis zal vullen.

Amber: Ik maak de bedden op, we kunnen nu toch niet meer slapen.

Brutus: Johannes, en nu blijf je wakker, waak over het huis, ik ga  kijken wat er allemaal gestolen is.

Bewaker Johannes: Staat op en gaat weer netjes in houding staan, klaarwakker, met wijd geopende ogen.

Brutus loopt naar binnen en controleert het paleis:

Verteller: Het personeel van de Koning is klaarwakker, ze gaan weer haastig aan het werk. Ze zijn ineens weer alert. Geschrokken van de rovers. Ze controleren het huis tot in de puntjes en constateren dat er dingen weg zijn. Ze missen schilderijen en stoelen en kleine dingen. Dingen die hen eerst niet opvielen, maar ineens beseffen ze de waarde, weten ze hoe belangrijk zelfs dat kleinste dingetje was in het huis. Ze noteren alles en ze gaan kijken of ze het huis weer op orde kunnen krijgen en ze beseffen dat ze hun Meester moeten bellen om Hem te vertellen dat ze ingedut waren, dat ze hun taken niet goed vervuld hadden, dat ze hem voorgelogen hadden, misleid in de hoop dat hij het niet zou merken en na wat overleg mag de Lakei die moeilijke taak vervullen:

Brutus: (Belt de meester)

Meester: Meester Koning hier. Hallo met wie spreek ik.

Brutus: Ik ben het Meester

Meester: Wie is ik

Brutus: Ik uw lakei Brutus

Meester: Ha Lakei, leuk dat je belt, je belt me nooit uit jezelf, wat is er loos?

Brutus: Meester we hebben goed nieuws en slecht nieuws

Meester: Nou dat klinkt lekker. Doe me dan eerst maar het goede nieuws

Brutus: Het goede nieuws is dat we nu klaarwakker zijn

Meester: Zo zo nu pas klaarwakker? Oh oh, en wat is dan het slechte nieuws?

Brutus: Voordat we wakker werden kwamen de rovers en ze hebben wat spulletjes meegenomen Meester, vooral kleine dingen en een paar grotere dingen. U kunt nu niet meer zitten, uw stoel is foetsie...

Meester: Het moet niet gekker worden, ik had jullie nog zo gewaarschuwd, gelukkig kom je het mij eerlijk vertellen en kan ik nog komen om het te herstellen, ik kom onmiddellijk naar huis om te herstellen wat fout is gegaan en mijn huis weer te vullen met goede dingen en te zorgen dat alles in orde komt.

Brutus: Gelukkig meester, wilt u het ons vergeven?

Meester: Hebben de anderen eigenlijk wel spijt?

Amber, Trientje, Trini, Johannes in koor, ja Meester ja we hebben heel veel spijt

Meester: Gelukkig maar. Natuurlijk zal ik het jullie vergeven, ik kom eraan.... Maar blijf vanaf nu waakzaam, let op en laat je niets ontnemen.

Meester loopt nog wat te ijsberen en zegt: Oh oh oh, ik had het kunnen weten, maar ik ga redden wat er te redden valt, ik pak mijn spullen in en ga naar huis.

Verteller: De Meester pakt gelijk zijn koffer in en gaat op weg naar zijn huis, zijn thuis, het huis om in te wonen. Het huis waarin Hij opgroeide en tot Zijn doel kwam, het huis waarin Zijn licht alle hoekjes verlichtte, het huis dat zijn grootheid uitstraalde, waardoor de mensen zagen wie er woonde. Het huis dat hij maakte van stal naar paleis.
Deze Meester ging op reis om te bouwen aan vele woningen.
En we vieren nu Kerstfeest, we denken aan het kind in de kribbe. Dit kind is als die Meester die in dit stuk woont in een huis dat het hart is van Zijn Koninkrijk. Onze Meester, de Zoon van God woont in ons hart en wij als christenen zijn eigenlijk het hart van Zijn Koninkrijk. Wij dragen Hem bij ons, Hij woont in ons en Hij komt tot groei in ons en tot Zijn doel in ons. Ons hart is Zijn huis is zijn woning en het moet tot een heilig offer zijn, een geurend geheel tot eer van Hem en het is nodig dat wij Hem uitstralen, dat aan ons te zien is dat Hij er woont, dat wij wakker blijven en waakzaam en niet ons huis leeg laten roven door rovers. Soms is het maar een woord van een ander wat ons net dat kleine stukje zekerheid ontneemt, wat ons even van slag maakt en hoe belangrijk is het dan om terug te keren naar het Kind in de kribbe, de Koning van ons hart en Hem te vragen terug te komen en bij ons te komen wonen en ons te herstellen, het huis te herstellen en goed te maken wat stuk is gegaan, soms kunnen we het niet alleen, we zijn te menselijk, maar onze Meester sluimert of slaapt niet. Houd dat in gedachten. Wees wakker en waakzaam en zorg dat er een plek is voor dat Kind in de kribbe om te wonen.