Geen stille nacht is een officiële musical gebaseerd op een boekje van Nicholas Allan. De musical is geschreven door Jan de Waard en gedeeltelijk op het internet te vinden.

Ik had een hele korte versie van het verhaal in een kerstdienst gezien opgevoerd door een paar kinderen en vond de basis van het verhaal erg leuk en heb daar zelf weer op verder gebouwd. Mijn eigen versie er van gemaakt, aangepast aan de mogelijkheden en aantal mensen die ik beschikbaar dacht te kunnen krijgen.

Wij hebben dus niet als musical het spel gedaan. Wij hebben een groot deel opgenomen en afgespeeld op de beamer en vervolgens het laatste stukje in de stal uitgespeeld op het podium. Zo konden we zelf nog meekijken en meegenieten.

Spelers:

herbergier en zijn vrouw
stalknecht
4 kinderen
verteller
2herders
jozef en Maria)


Verteller:

Het was een lange drukke dag. In herberg DE STILTE besluiten de herbergier en zijn vrouw nog even een slaapmutsje te nemen om vervolgens hun bed in te kruipen voor hun welverdiende rust. Ze zitten in hun nachtgoed nog even De Stilte Bode te lezen en na te praten.

Ze praten over de enorme drukte van die dag, allemaal de schuld van keizer Augustus die alle mensen opdracht gaf om zich in te laten schrijven in hun eigen stad. En terwijl herberg De Stilte altijd heerlijke rust uitstraalde, was het er vandaag een drukte van belang. De herbergier, Hannes, en zijn vrouw Janna, gaan er vanuit dat de kinderen heerlijk liggen te slapen. Ze drinken hun glas melk leeg en stappen in bed..
Ze draaien zich nog eens heerlijk om, als ze plotseling gestommel horen.

Kind 1: Mama, papa, ik kan niet slapen, ik heb zoooooo’n dorst.

De herbergier en zijn vrouw zitten van schrik rechtop in bed.

 

Hannes: Het is midden in de nacht, pak water en dan slapen gaan, wij willen rust.

 Kind 1: Ik kan er niks aan doen, het voelt of ik woestijnzand in mijn keel heb.

Hannes: Hier is geen woestijn. Drinken en in je bed, vooruit.

Kind 1 pakt een mok water van een tafeltje, drinkt het leeg en gaat weer weg.

Welterusten

Hannes en Janna: Welterusten

Hannes: Hè hè, eindelijk rust. Welterusten Janna.

Janna: Welterusten Hannes.

De herbergier en zijn vrouw kruipen weer lekker onder de dekens.
Er klinkt gehuil, het is Kind 2

Kind 2: whahahahahaaaaaaaaaaaaaa.

Iedereen zit rechtop in bed.

Hannes: Wat is er aan de hand

Kind 2: Er zit een monster in mijn kamer

Hannes: Onzin, slapen gaan.

Kind 2: Maar het zit onder mijn bed.

Janna: Onzin je bed ligt plat op de grond. Nu slapen gaan.

Verteller: Het wil maar niet stil worden in Herberg de Stilte. De gasten worden onrustig en beginnen in hun slaapvertrekken te praten, is dit nu herberg De Stilte? Ze hebben nog nooit in zo’n lawaaierige herberg geslapen. Dit is herberg Herrie zeker, roept één van de gasten luid door de herberg. De herbergier is boos, hij wil slapen en iedereen moet stil zijn. Iedereen en dan ook echt iedereen.

Hannes: Slapen gaan.

Janna: Welterusten Hannes

Hannes: Welterusten Janna

De rust keert terug, iedereen is in een diepe slaap als ineens hard op de deur wordt gebonkt. De herbergier loopt met harde stampende stappen naar de deur.

Hannes: Wie is daar?

Kind 3:

Wij zijn het papa, Kind 4 en Kind 3, We waren in de stal aan het spelen.

Hannes: In de stal, nu nog?

Kind 4: Ja in de stal, het was zo leuk, er zijn nu geiten en paarden en ezels, en het is er gewoon geweldig, we hebben ook een hut gebouwd van stro.

Herbergier: Zijn jullie nu helemaal betoeterd? Jullie hadden allang in bed moeten liggen.

Kind 4: Maar papa we deden het niet met opzet, we waren de tijd vergeten.

Hannes: In jullie bed, wij willen slapen en rust. Vooruit, voor mij aan.

De kinderen rennen naar hun slaapvertrek en duiken in bed.
Het wordt weer rustig in de herberg.

Janna: Welterusten Hannes

Hannes: Welterusten Janna

Net als ze weer rustig liggen horen ze stemmen uit de verte komen.

Maria: Jozef is het nog ver?

Jozef: Nee Maria hier is een herberg, hier hebben ze vast een plekje voor de nacht.

Maria: Laten we dat maar hopen.  Maar Jozef denk je dat ze hier nog wakker zijn?

Jozef: Dat zullen we heel snel zien (hij bonkt op de deur)

Hannes:  Nu mag jij lopen Janna, ik ben er klaar mee. (hij geeft Hanna een zetje)

Janna: Prima Hannes, ik ga wel.
(ze loopt op haar tenen naar de deur en kijkt met grote ogen naar Jozef en Maria.)
Het is midden in de nacht, wat komen jullie zo laat nog doen?

Jozef: We zoeken een plekje om te slapen

Hannes roept vanuit zijn bed: We zitten vol, tot de nok toe vol. Janna stuur ze weg!

Janna: Wacht even, stil nou.

(ze kijkt geschrokken naar Maria)

O hemeltje lief verwacht u een baby?

Maria: Ja mevrouw en ik denk dat het niet zolang meer duurt.

Hannes roept: Stuur ze weg Janna, we zitten vol.

Janna: Sorry maar we zitten helemaal vol en de rust is net teruggekeerd, ik heb geen plek voor u. (ze kijkt op de gastenlijst)

Jozef: Maar zo kunt u ons toch niet wegsturen? (Hij wijst naar de buik van Maria.)

Hannes: (is woest en brult) dit is bij de beesten af, ik wil slapen.
Stuur ze maar naar de stal Janna dan krijgen we rust en zorg ervoor dat ze de stalknecht hierheen sturen, die heeft zijn rust ook hard nodig.

Janna: Jullie horen het, ga maar een plekje zoeken in de stal.

Jozef:     In de stal? Op het stro, dat kriebelt en jeukt? Heeft u dan misschien wat dekens.

Janna: (pakt een paar dekens en geeft ze aan Jozef) Hier alstublieft.

Jozef en Maria draaien zich om om naar de stal te lopen.

Janna: Ho wacht even tekenen voor ontvangst en eh de stal is daar (ze wijst).

            (Jozef zet zijn handtekening op een papier en ze gaan richting de stal.)

Stalknecht: (Even later komt de stalknecht aangelopen en kleed zich om en zoekt zijn bed op.)

Iedereen is in diepe rust als er luid gesnurk klinkt.

Hannes: (Zit rechtop in bed en schreeuwt.) Doe jij dat?

Janna:   (gaat ook rechtop zitten en wrijft in haar ogen. Wat, ik doe niks, ik sliep.

Hannes: Ik bedoel de stalknecht

Stalknecht:  zit ook rechtop: Heb je het over mij?

Hannes: Ja, je snurkt

Stalknecht: Ik hoor niks,  slapen gaan !

Hannes: Dat gaat zo niet, ga op je zij liggen.

Stalknecht: jaja welterusten

Hannes en Janna: Welterusten

Net als iedereen weer in slaap valt klinkt er weer gebonk op de deur.
De herbergier wordt kwader en kwader en loopt naar de deur.

Hannes: Wat moet je en wie ben jij?

Jozef: Ik ben het Jozef, die gast uit de stal en vroeg me af of u misschien wat doeken heeft? En misschien een beetje water?

Hannes: Ja Luister eens even, wij willen slapen, het heet Herberg De Stilte.

Jozef: Ik weet het sorry, ik kan er niks aan doen, ik wil uw rust niet verstoren, maar ik denk dat er een kindje komt, heel snel….

Hannes: duwt hem ruw doeken en een kleine emmer water in handen. Wegwezen, naar de stal en laat ons met rust.

Verteller: Wanneer Jozef teruggaat naar de stal om bij Maria te zijn en haar te steunen bij de komst van hun eerste kindje denken de herbergier en zijn vrouw dat ze nu eindelijk van hun rust zullen kunnen genieten. Dat denken ze, maar als de herbergier net weer in bed ligt en zijn ogen sluit is hun Herberg ineens helemaal verlicht. Het is zo’n helder licht dat Janna denkt dat het ochtend is, maar dat is onmogelijk, dat weten ze wel, iedereen heeft door dat dit iets bijzonders is. De kinderen komen uit hun bedjes gelopen, de stalknecht is ook van de partij en samen staan ze voor het raam verwonderd te kijken naar een heel bijzonder schouwspel.

Stalknecht: Kijk… daar in de lucht

Kind 2: Whow cool…. wat een licht

Kind 1: Schitterend

Kind 4: Zijn dat engelen?

Kind 3: Zo zeg… ik zie ze vliegen

(er klinkt een lied, gloria)

Dan ineens is het licht verdwenen, het is weer stil.

Hannes: Tjonge jonge wat een nacht. Maar… het is weer stil

Naar bed allemaal: Hoppakee

Het moet toch niet gekker worden Janna, wat een gedonder, al die mensen aan de deur en dan dat licht, onze hele goede naam gaat er aan.
Maar nu ga ik slapen, welterusten Janna.

Janna: Welterusten Hannes. 

de rust keert weer, iedereen slaapt.

Hanna:  ( tikt Hannes aan en gaat weer rechtop zitten) Hoor jij dat ook? 

Hannes: Hoor ik wat ook? Wees eens duidelijk!

Janna: Hoor jij die baby huilen?

Hannes: Baby? Nee ik hoor niks, slapen gaan en niet praten.

Janna: Rustig maar. Welterusten Hannes

Hannes: Welterusten Janna.

Bonk bonk bonk, er wordt hard op de deur gebonkt.

Janna: (iedereen zit weer rechtop in bed, janna rent naar de deur) Wie is daar?????

Herder 1: Wij zijn het, herders uit de velden, wij zagen engelen en zij stuurden ons hierheen

Janna: Engelen? Jaja jullie zagen ze ook vliegen zeker?

Herder1: ja wij wel, het was ineens zo licht? Zo licht, we werden er haast door verblind.

Herder 2: Geloof je ons niet? Het is echt waar, ze vertelden ons van een Koningskind.

Herder1: We wisten niet hoe snel we moesten lopen om dit kind te zoeken.

Herder2: Maar hier zijn we dan, waar is het kind?

Herder1: Ja laat ons erin

Janna: Niks ervan, wij hebben geen kind in deze herberg, dan zouden we helemaal geen rust meer krijgen, het is nu al een enorme herrie, we doen hier amper een oog dicht.

Hannes: (komt aanlopen) Wat is hier aan de hand. Alweer mensen aan de deur?

Janna: Ze zoeken een baby.

Hannes: Die hoorde jij toch huilen? Of was dat een nare droom?

Janna: Nee ik hoorde het echt, maar het klonk alsof het van buiten kwam.

Hannes: Van buiten?

Stalknecht komt er ook bij: Uit de stal zeker?

Herder1: Dat geloof ik niet, het betreft een koningskind geen arme sloeber

Herder 2: ja een koningskind, die laat je niet ter wereld komen in een stal? Nee toch?

Hannes: Je denkt toch niet dat ik ’s nacht een extra etage op mijn herberg bouw? De enige plek waar hier een kind geboren kan zijn is in de stal. Wegwezen nu, wij willen slapen.

Verteller: En terwijl de herders naar de stal lopen om het koningskind te aanschouwen en het de eer te geven die het toekomt proberen Hannes en Janna weer te slapen. Maar dat is niet te doen, het is een lawaai van jewelste. De stemmen zijn vanuit de verte goed te horen, de gasten in de Herberg zijn klaarwakker, de kinderen zijn ook klaarwakker en de stalknecht loopt al heen en weer te banjeren op zijn kamer, het liefst gaat hij meteen richting de stal, maar hij is bang dat de herbergier dan boos op hem wordt en hem ontslaat, dus hij wacht geduldig tot het ochtend is en dat kan nog wel even duren. Maar gelukkig komt er al snel een oplossing, want de herbergier is niet van plan om dit nog langer te accepteren.

Hannes: Wat een gedonder, dikke herrie, ik ga kijken wat er aan de hand is in die stal. Wie gaat mee?

Janna: Ik natuurlijk.

Stalknecht: Ik ook

Kind 4 en Kind 1 tegelijk: Wacht… wij ook

Kind 2: Belachelijk ik blijf liggen het is midden in de nacht.
Kind 3: Ik ook, ik ben wel goed maar niet gek.

(Ze lopen de stal in, waar Jozef en Maria en de baby te vinden zijn. Ze zitten op dekens)

Hannes: Wat is hier toch loos

Janna: Oh kijk eens wat schattig, een baby

Kind 1: Hoe heet het?

 

Maria: Zijn naam is Jezus

Noami: Echt waar? Wat betekent dat?

Maria: Zoon van God Verlosser

Kind 4, het is een prachtig kind

Stalknecht: Hadden jullie geen kleren voor dat kind?

Jozef: Het kwam zo onverwachts, die verre reis, we hadden geen tijd om het goed voor te bereiden, maar doeken zijn ook prima.

Hannes: Zijn dat onze doeken?

Jozef: Ja sorry we hadden niks anders

Hannes: Ik mag hopen dat je die vergoedt

Janna: Niks Hannes die doeken krijgen ze van ons

Herder1: U heeft groot gelijk mevrouw. Het gaat hier wel om de Zoon van God

Herder2: De engelen hebben het ons verteld

Herder1: het is een wonder

Herder2: laten we Hem aanbidden

Hannes: Vooruit dan maar.

Ze knielen allen rond de kribbe en zingen: Zijn naam is Jezus Jezus is Zijn naam.

En nu gaan we naar bed, zegt de Herbergier. Dit is geen stille maar wel een hele bijzondere nacht, toch wil ik nu slapen.

Verteller: De rust keert terug in herberg De Stilte. Eindelijk is het rustig, heel rustig. Ze verwachten nu geen bezoek meer, ze kunnen nu even genieten en slapen. Gelukkig heeft niemand door dat er een bijzondere ster aan de hemel staat te pronken en dat wijze mannen onderweg zijn op reis naar dit kind in de kribbe, ze zijn op reis gegaan om Hem te belonen met mooie geschenken. Niemand in de herberg weet van de ster. Ze draaien zich heerlijk om in hun bed en trekken de dekens goed over zich heen, ze slapen als een roos… totdat…. (laat desnoods nog even gebonk klinken)