Inleiding/uitleg
Dit stuk wordt voorgelezen door een Verteller. Iemand die rustig leest en de tekst goed tot zijn recht laat komen. Saartje is in dit geval een oud vrouwtje. Ze heeft een koffer, een wandelstok. Ik had de koffer bij de kringloop gehaald en een wandelstok. Ik droeg een ouderwetse jurk van mijn moeder en in de zaal legde ik allerlei rommel. Stukken hout, flessen enz. Het bokjespringen in het stuk deed ik over de koffer heen. De dingen tussen haakjes moest ik zelf zeggen. Dit had ik uit mijn hoofd geleerd. Het typetje moet het natuurlijk ook zo leuk mogelijk proberen over te brengen, zeker dat laatste stuk als ze met die koffer sleept. Het komt vollledig op de speler aan. Uitbeelden is erg belangrijk om het tot zijn recht te laten komen.
Kom tot Mij!
Toen Saartje de Bof aan haar levensweg met Jezus begon, was haar koffer nog helemaal leeg. (kijk maar)
En Saartje was vrolijk, Saartje was blij, huppelend begon ze aan haar nieuwe reis.
Maar naarmate haar reis vorderde kwam Saartje de Bof obstakels tegen. De ene keer was het een kleine hindernis en liep Saartje er met een bochtje omheen, maar soms was het een groot en zwaar obstakel welke ze alleen kon passeren met een enorme sprong. (één, twee, hoeplakee)
En weet je…. Saartje de Bof had daarna gewoon verder moeten lopen en niet meer achterom moeten kijken, maar dat deed ze niet, want na elke hindernis keerde Saartje zich om, liep terug en stopte het obstakel in haar koffer. Maar Jezus zag haar gaan en riep haar: “Saartje, Saartje, kan ik jou ergens mee helpen?” (Nee Heer, ik kan het zelf wel!)
Aan het begin van de reis was de koffer nog best te dragen, maar na verloop van tijd werd de koffer zwaarder en zwaarder en zwaarder. En de koffer met obstakels werd een last in het leven van Saartje. Nu huppelde Saartje niet meer. Saartje de Bof kon nog maar net bokje-springen. Ja dat was alles wat ze nog kon en ze begon steeds langzamer en langzamer te lopen.
En weer riep Jezus haar: “Saartje de Bof? Saartje de Bof? Waarom blijf jij met jouw lasten sjouwen, Ik heb het toch gedragen aan het kruis van Golgotha, waarom kom je niet bij Mij? Ik wil jou helpen! (Oh maar ik kan het zelf wel Heer! Echt wel!)
En Jezus keek toe hoe Saartje haar koffer meesleepte naar de volgende hindernissen en Hij zag dat ze ook deze obstakels stuk voor stuk in haar koffer propte.
Saartje de Bof had het er moeilijk mee, dat was duidelijk te zien en nogmaals riep Jezus haar: “Saartje, Saartje de Bôôôôôôôôôôôf?” (Joehoe, wat is er Heer) “Saartje de Bof, waarom breng jij jouw lasten niet bij mij?” (omdat ik het zelf wel kan dragen Heer) En met een kordate ruk aan de koffer vervolgde Saartje haar levensweg.
Haar koffer raakte vol, overvol. En Saartje de Bof raakte vermoeid, oververmoeid, want de koffer was loodzwaar geworden. De koffer was zo zwaar geworden, dat Saartje hem haast niet meer in beweging kreeg, en na een paar moeizame pogingen ging ze bij de pakken neerzitten.
Gelukkig bleef Jezus haar volgen, Hij zag haar gaan en gaf haar opnieuw een kans om tot Hem te komen, want Hij riep nogmaals: “Saartje de Bof. Saartje de Bof, je kent Mij toch nog wel?” (Jawel Heer, natuurlijk ken ik U nog wel!) “Weet jij dan niet dat ik jou wil helpen. Heb ik niet gezegd dat jij altijd bij Mij kunt komen als je moe bent en jouw last te zwaar is?Kom en leg al jouw lasten neer bij het kruis!” (Ja Heer, ik kom al) En Saartje de Bof sleepte de zware koffer naar het kruis en liet hem daar met een plof vallen. Ineens was ze de last kwijt, ze kon weer huppelen en springen, ze was weer vrolijk en blij. (Ik kan er weer helemaal tegen, ik denk dat ik de koffer toch nog maar even weer meeneem, het begroot me om hem te laten staan, er zitten zoveel herinneringen in, het is een deel geworden van mijn leven, stel je toch voor dat ik dat nu kwijt ben?) Saartje pakte de koffer weer op, ze wilde net vertrekken toen Jezus haar vol liefde toesprak: “Mijn kind, mijn kind, laat de koffer staan. Het bevat vooral heel veel slechte herinneringen. Deze herinneringen hebben jou getekend, ze hebben je gevormd en zijn een last geworden in jouw leven. Laat de oude dingen los en ga door met Mij. Gooi het van je af. Wat je ook gedaan hebt, of wat je nog gaat doen, Ik zal altijd voor jou zorgen. Ik zal er altijd voor jou zijn, want Ik hou van jou. Als jij Mij de kans geeft zal Ik jouw leven herstellen. Kom gewoon maar bij Mij.
(Goed Heer: Ik zal doen wat U wilt.) Toen liet Saartje de koffer los en vervolgde haar weg met blijdschap.