Benodigdheden: Een donkere sterrenhemel als achtergrond. Drie poppen met een sterrenhoofd ook in drie verschillende groottes, of dus daadwerkelijk sterren met armen en handen en mond enz.
--------------------------
Grote ster voelt zich te groot!

(het gordijn gaat open en Grote ster begint te praten tegen de kinderen)

Grote ster:  Zagen jullie mij wel stralen in de donkere zwarte nacht? Ik straalde zo mooi… zo mooi, ik straalde mooier dan iedereen, hebben jullie dat wel gezien?

Sterretje:   (komt oplopen) Stralen? Jij? Nee ik heb niks gezien? Jullie toch ook niet kinderen?

Grote ster:  Niks gezien? Hoe kan dat nou? Ik stond aan die donkere hemel en straalde zo mooi?

Sterretje:    Ja dat kan wel zo zijn, maar ik… ik heb niks gezien, ik had het veel te druk met het brengen van mijn eigen heldere licht. Waar is kleine ster? Ik zal kleine ster eens vragen of hij iets heeft gezien.

Grote ster: Wat heeft kleine ster er nu mee nodig? Ik vraag hem toch niks?

Sterretje: Ik roep hem toch even! Kleine ster… kleine ster..!

Kleine ster komt nu ook op

Kleine ster: Wat is er aan de hand, waarom word ik geroepen?

Sterretje: Grote ster wil je iets vragen, ja toch grote ster?

Grote ster: Ik wil helemaal niks vragen. Pfffft.

Kleine ster: Wat is dit voor onzin, wat is er aan de hand?

Sterretje: Grote ster vraagt aan de kinderen of ze hebben gezien dat hij heel mooi straalde aan de hemel. Mooier dan iedere andere ster.

Kleine ster: Hoezo mooi stralen? Wie… hij? Wij straalden toch allemaal mooi?

Sterretje: Precies Kleine ster, daarom riep ik jou even, want dat wilde ik ook zeggen.

Grote ster:  Maar ik ben bijzonder, ik straalde heel speciaal.

Kleine ster: Daar heb ik dan niks van gezien, hoe is dat mogelijk, ik sta net als jou iedere nacht aan die hemel. Ga eens aan de kant Grote ster, laat mij maar even op jouw plekje staan daar kan ik beter stralen. (Hij duwt Grote Ster opzij)

Grote Ster: Ben je helemaal betoeterd Kleine Ster, ik sta hier goed, ik ben het middelpunt van deze hemel. Blijf jij maar lekker daar, misschien kun je zelfs beter wat op de achtergrond staan. (Hij probeert Kleine Ster naar achteren te duwen)

Kleine Ster: Wie ik op de achtergrond, nou zeg dat is fraai. Dan blijf ik hier wel staan. En leg me nu maar eens uit waarom ik niks gezien heb van jouw mooie licht Grote Ster. Ik vraag het je nog een keer: Hoe is dat mogelijk?

Sterretje:     Ja dat vraag ik me ook af, hoe is dat mogelijk? Was het misschien mistig? Of bewolkt?

Grote ster:   Nee hoor, maar ik weet het al. Kom maar op kleine ster, vertel het maar. Jij zat zeker te slapen hè, terwijl ik een prachtig licht uitstraalde. (Hij slaat Kleine ster op het hoofd)

Kleine ster: Nee hoor, ik zat helemaal niet te slapen, zelfs niet eens te dommelen, ik werd verblind door een enorm licht. (doet zijn handen voor z’n ogen)

Grote ster:   Ja maar dat probeerde ik net te  vertellen, dat was ik natuurlijk.

Sterretje:     Ja dat denk ik dan ook Kleine ster, dat moet Grote Ster dan zijn geweest. Ik heb wel niks gezien, maar ik  geloof het graag.

Kleine ster: Ahum…. Waarom denk jij dat jij zo bijzonder bent grote ster? Je lijkt wel gek (wijst op z’n voorhoofd) Vertel maar eens? Denk jij dat jij beter bent dan ons? Denk jij dat jij meer licht geeft dan ons?

Grote ster:   Dat weet ik wel zeker kleine ster. Kijk dan hoe groot en hoe mooi ik ben. Zelfs als het licht is ben ik in staat om te stralen tot in de kleinste en verste hoekjes. Ik mocht zelfs de weg wijzen naar een koningskindje in een kribbe.

Sterretje:     Oh wat geweldig grote ster, wat bijzonder, dat mocht ik niet, ik werd daar zelfs niet voor gevraagd. Ik weet niet eens hoe ik dat zou moeten doen, ik straal gewoon mijn licht uit, heel eenvoudig licht.

Grote ster:   Precies! Jij werd daar niet voor gevraagd, ik wel. Goed hè?

Kleine ster: Houd toch op Grote ster met je snakverhalen. De weg wijzen naar een koningskindje in een kribbe, wanneer was dat dan en hoe heb je dat gedaan?

Grote ster: Ik zal het jullie vertellen. Er werd een koningskind geboren. De zoon van God en ik werd gevraagd om mijn licht te laten schijnen in de donkere nacht, zodat wijze mannen de weg konden vinden naar dit kind dat geboren was.

Kleine Ster: Ach ga toch weg met je sterke verhalen. Dat heb je zeker gedroomd?

Grote Ster: (duwt Kleine Ster hard aan de kant) Ga zelf maar weg, jaloers kreng.

Kleine Ster: Help ik val. (Kleine ster verdwijnt en vervolgens klinkt er een luide plof)

Sterretje: Volgens mij was dat een vallende ster.

Grote ster: Ja een vallende ster, die had beter uit zijn doppen moeten kijken, dan was hij niet gevallen. Hij had wat meer als ik moeten doen, stralen voor de Koning.

Sterretje:   Nou nou, dat is niet zo aardig.

Grote ster: En toch heb ik gelijk. Maar denk eens even goed na, heb je nooit het verhaal van het Koningskind gehoord? En van die ster die de weg wees?

Sterretje: Oh, nu weet ik het weer, dat verhaal heb ik gehoord. De oudere sterren hebben het mij verteld. Was jij dat grote ster? Stond jij toen te  stralen aan de hemel? Was jij die ster die reisde door de nacht?

Grote ster: Ja dat was ik sterretje. Ik bracht hele wijze mannen helemaal naar Bethlehem. Ik!

Sterretje: Wat bijzonder.

(kleine ster komt weer op hijgend in beeld)

Kleine ster: Dan ben je mijn hulp zeker vergeten en de hulp van al je vrienden rondom?

Grote ster:  Oh ben je daar alweer Kleine Ster?

Kleine Ster: Ja Grote Ster ik ben er alweer. Maar eh.. ik wil graag antwoord op mijn vraag. Ben jij onze hulp vergeten? De hulp van al die andere sterren?

Grote Ster: Jullie hulp vergeten? Hoezo?

Kleine ster: Toen jij daar door het donker moest reizen langs de hemel en moe begon te worden, toen zagen wij jou knipperen met je ogen, wij zagen jou wel dommelen. Je werd moe hè?

Grote ster:   Dommelen? Huh? Ik viel echt niet in slaap hoor, kom op zeg. Hoe kom je erbij?

Sterretje:     Ja hoe kom je erbij kleine ster. Hoe durf je dat zomaar te zeggen? Weet je dat wel zeker?

Grote ster:   Ja kom maar op met je verhaal, wat een onzin zeg. Ik ben geen watje, ik val niet zomaar in slaap, ik weet heel goed hoe ik wakker moet blijven in een donkere nacht.

Kleine ster: Jaja, dat zal wel. Dus je hoorde ons niet roepen grote ster? En je hoorde niet mijn heldere stem in die stille nacht? Ik riep nog: Grote ster wakker blijven, blijf schijnen voor Hem, blijf schijnen voor het kindje Jezus. Ik heb het zeker twintig keer geroepen en de andere sterren, groot en klein hebben mij geholpen. We riepen zelfs  samen: Grote ster, grote ster, wakker blijven grote ster.

Grote ster:  Ahum… ja er begint me iets te dagen. Het klinkt me bekend in mijn oren.

Sterretje:    Dus toch? Dus je hebt ze toch gehoord? Ze hebben jou geholpen om wakker te blijven?. Hahahaha

Grote Ster: Wat maakt dat nou uit, zeg Sterretje moet jij niet eens op bed, het is kinderbedtijd. (Hij legt zijn hand op kleine ster en drukt hem naar beneden)

Sterretje: (Sterretje klautert weer omhoog) Nee hoor ik ga niet eerder slapen dan dat ik de waarheid weet Grote ster. Dus vertel maar even,  hebben de andere sterren jou geholpen om wakker te blijven?

Kleine Ster: Je hebt het gehoord Grote Ster, kom maar op met de waarheid.

Grote ster:  Ja… nou…. ik denk dat ik moet toegeven dat ik toch wel iets gehoord heb in die donkere  nacht. Laat me eens even goed nadenken.     Oh ja nu weet ik het weer. Het klopt, was jij dat? Riep jij mij op om door te gaan? Riep jij dat ik het niet op moest geven omdat ik een belangrijke   taak had gekregen?

Kleine ster: Ja natuurlijk, dat was ik.

Grote ster: Ja sorry hoor, maar ik was ook zo moe, ik word al weer moe als ik er aan terugdenk (hij gaat liggen met zijn hoofd op de vensterbank) het was een verre reis en een lange nacht. Het was zo donker en zo koud en kil.

Kleine ster: Ja duh…. Jij was toch het stralende middelpunt van die nacht, jij gaf toch genoeg licht om de hele aarde en alle hoekjes te laten zien? (gebaart overdreven met zijn handen)

Grote ster: Ja… nou ja…. (Hij tilt het hoofd weer op)  Dat heb ik wel gezegd… en ik straalde ook wel, maar zonder jullie was ik vast in slaap gevallen.

Sterretje:    Dus het klopt? Kleine ster heeft jou geholpen om wakker te blijven? Meen je dat nou? Dat is toch ook bijzonder? Vind jij dat ook  niet grote ster?

Grote ster:  Ga toch slapen Sterretje. Wegwezen. (Hij duwt Sterretje alweer naar beneden)

Sterretje: Niks ervan Grote Ster ik ga absoluut niet slapen. Kleine Ster helpt mij wel om wakker te blijven, ja hè kleine Ster?

Kleine Ster: Ja hoor, dat heb ik ook bij Grote Ster gedaan in die koude donkere nacht. Geef maar toe Grote Ster, Geef gewoon maar toe.

Sterretje: Ja geef toe Grote Ster, dat is erg bijzonder en moedig.

Grote Ster: Ja je hebt gelijk, dat is ook bijzonder, ik voel me ineens veel kleiner.

Sterretje: Nou dat mag ook wel. Je liep vreselijk op te scheppen. Jij hebt steeds geroepen dat jij de weg wees naar het  kindje Jezus, maar je had hulp, hulp van de sterren om je heen.

Kleine ster: Zo is het sterretje en we zijn er om elkaar te helpen en samen de weg naar de koning der koningen, het kindje Jezus te wijzen.

Grote ster: Ja maar de één doet wel iets meer dan een ander, de één heeft soms meer talent, die kan beter wijzen en sturen en de richting aangeven. Ik dus! (Hij wijst overdreven alle kanten op)

Sterretje:   Oh ja… maar ik dan? Ik sta toch ook in de donkere koude nachten te stralen. Mij zien ze ook wel hoor. Ook ik geef licht. Ik wijs gewoon heel vriendelijk met mijn kleine sterrenpootjes de goede richting. Ik houd toch ook van het kindje Jezus?

Grote ster: Maar mij zien ze beter, ik ben groter.

Sterretje:   Maar wil dat kindje mij dan niet gebruiken om de weg te wijzen?

Grote ster: Ik denk het niet, wat heb jij voor extra waarde? Je bent zo klein en nietig in dit grote heelal.

Sterretje: Klein en nietig? Ik voelde mij juist heel  speciaal tussen al die andere mooie en grotere sterren.

Kleine ster: Dat ben je ook sterretje, wij zijn allemaal bijzonder en speciaal. De Here Jezus heeft ons allemaal opgeroepen om de weg te wijzen. Grote ster mocht dat doen bij Zijn geboorte. Hij wees de weg naar een stal. Maar wij mogen de weg wijzen naar de hemel.

Sterretje: Naar de hemel? Nog hoger dan de donkere lucht? Hoger dan de blauwe luchten en de sterretjes van goud?

Kleine ster: Ja zelfs hoger dan dat.

Sterretje: Is daar ook een stal?

Kleine ster:  Nee sterretje, daar is een stad van echt goud. Zuiver goud.

Sterretje: Oh dat is prachtig. Ik word er helemaal blij van.. Schijnen voor de Here Jezus in een gouden stad, dat wil ik ook.

Grote ster:   Daar ben jij niet voor gevraagd sterretje, kleine ster is wel gevraagd. Ja toch kleine ster?

Kleine ster:  Doe niet zo dom Grote Ster. Daar hoef je niet voor gevraagd te worden. Iedereen mag schijnen voor de Here Jezus. Hij wil dat wij allemaal als sterretjes stralen voor Hem en de weg wijzen naar Zijn Koninkrijk.

Grote ster:   Dus ik mag ook?

Sterretje: Nee nee jij niet grote ster, jij hebt je taak al volbracht, jij hebt de stal al aangewezen.

Kleine ster:  Dat is niet waar sterretje. Iedereen mag schijnen. Iedereen die het wil, mag kiezen voor de Here Jezus en schijnen voor Hem.

Grote ster:   Ik doe mee kleine ster.

Sterretje: Ik ook.

En zo werd het licht in deze donkere wereld. Het licht van de Here Jezus ging schijnen tot in de kleinste hoekjes, tot in de diepste duisternis. Schijn jij mee?