Benodigdheden:
Een omgeving in de poppenkast die lijkt op een bos. Ik had bij dit stuk een hol van de leeuw op de voorgrond gemaakt aan de vensterbank van de poppenkast vast. Even verderop had ik een boom met een holletje erin waar de eekhoorn door naar buiten kon kijken en natuurlijk in de hoek van het raam een stalletje. Het hoeft niet perfect. De boom had ik met kippengaas en het holletje ook. Beplak het geheel met krantenpapier (met behanglijm) en verf het geheel. Het stalletje had ik met karton gemaakt en beschilderd en het dak met riet gemaakt wat ik bij de sloot had geplukt. Je kunt vrij eenvoudig leuke dingen maken. Daarnaast hebben kinderen een grote fantasie dat scheelt enorm.
In dit verhaal heb ik diverse dieren gebruikt. Een leeuw, een eekhoorn, twee vogels, en een hert. Bepaalde dieren kunnen natuurlijk ook vervangen worden, waaronder de eekhoorn en het hert. Een vos past ook in het bos of een muisje enz. Er zijn wel wat opties. Ik heb veel poppenkastdieren verzameld en daardoor ruime keuze.
----------------------------------------

Koning leeuw wil koning blijven
 

Koning Leeuw: Kra kra… kra kra… kra kra mijn knecht kom onmiddellijk hier.

Krakra: (schor en bibberig) Dat gaat niet Koning ik ben zo ziek, zo vreselijk ziek.

Leeuw: Hier komen… nu. Als je niet snel hierheen komt is het niet te best.

Krakra: Dat gaat niet, echt niet, ik bibber en ik ril, ik huiver, ik heb het zo koud.

Leeuw: Krakra…. Nu kom je hierheen. Trek maar een jas aan dan krijg je het vanzelf warm.

Krakra: Het gaat niet Koning Leeuw, het gaat niet, ik heb griep….!

Leeuw: Griep? Ben je nu helemaal betoeterd Krakra, vogels hebben geen griep.

Lala: Loopt naar Koning Leeuw toe en zegt: En nu is het afgelopen met dat geschreeuw, vogels kunnen ook griep hebben hoor. Krakra is vreselijk ziek en hij kan nu niet voor u werken… helaas pindakaas.

Leeuw: Niet voor mij werken? Maar ik heb een zeer belangrijke opdracht voor Krakra.

Lala: Oh ja? Dat zal dan toch echt even moeten wachten Koning.

Leeuw: Wachten… wachten? Dit kan niet wachten, dit is een spoedgeval.

Lala: Misschien moet ik Krakra dan maar even waarnemen. Vertelt u eens Koning, wat is er aan de hand, wat is er zo vreselijk belangrijk?

Leeuw: Ze zeggen dat er een Koning is geboren, hier ergens vlakbij het bos.

Lala: Ja en?

Leeuw: Dat is vreselijk, schandalig, afschuwelijk. Ik ben de Koning, de enige Koning die er is en dat wil ik blijven ook.

Lala: Nou zeg….! Maar eh Koning, is die Koning nog maar net geboren?

Leeuw: Ja hier ergens vlakbij het bos.

Lala: Ja en is dat Koningskindje misschien ook een Leeuw?

Leeuw: Nee natuurlijk niet, laten we hopen van niet Lala, volgens mij is het een mens.

Lala: Hahaha een mensenkind. Niks aan de hand dus Koning, ik ga snel weer naar Krakra toe, ik moet mijn lieve Krakraatje goed verzorgen. Dag Koning.

Koning Leeuw: Lala…. Lala…. Kom onmiddellijk terug.

Lala: Ik kom al…. Zeg het maar Koning.

Koning: Lala kun jij voor mij die Koning gaan zoeken en eens even kijken wat voor Koning het is en of het een gevaar vormt voor mij?

Lala: Nou ik zal wel even voor u kijken hoor Koning Leeuw, zodra ik tijd heb ga ik op zoek naar de Koning, maar nu ga ik eerst even naar Krakra om hem een hoestdrankje te geven.

Koning Leeuw: Ja vlug dan maar Lala en daarna aan het werk, zoek die Koning.

Lala: Is goed, dag Koning Leeuw.

Krakra: Ben je daar alweer schat?

Lala: Ja hoor kijk eens wat ik voor je heb? Een hoestdrankje.

Krakra: Dat is lief van je Lala, dat is goed voor mijn schorre keel. Maar wat moest de Koning weten?

Lala: Niets! Hij zegt dat er een Koning is geboren en ik moet die koning even zoeken.

Krakra: Een Koning geboren? Wat vreemd, ik heb niks gehoord of gezien.

Lala: Dat kon ook haast niet Krakra, jij bent ziek en je slaapt de hele dag. Maar ik ga nu even rondkijken Krakra, ik kom zo snel mogelijk terug, ik moet nu even aan het werk voor de Koning.

Krakra: Is goed honneponnetje… ik zal je missen.

Lala: Ik jou ook lieverd. (ze loopt weg en komt bij een boom met een holletje erin)

Eekhoorn: Hallo Lala, zoek je iets?

Lala: Ja Eekhoorn ik zoek de Koning.

Eekhoorn: De Koning? Die zit daar in zijn hol, dat weet je toch wel?

Lala: Ja dat weet ik wel maar die Koning bedoel ik niet, ik bedoel een andere Koning.

Eekhoorn: Hoe ziet die koning er dan uit?

Lala: Ik weet het niet ik moet hem in elk geval zoeken van Koning Leeuw.

Eekhoorn: Oh nou ik weet echt niks hoor, ik heb niks gezien of gehoord, ik was hier beukennootjes aan het eten.

Lala: Dan zoek ik wel even verder Eekhoorn, ik ga het ook wel even vragen bij meneer hert daar in de verte zie ik hem. Meneer hert, meneer hert…. Hoor eens… mag ik u wat vragen?

Meneer hert: Jawel hoor, vraag gerust, ik zal altijd antwoord geven.

Lala: Meneer hert: Heeft u misschien een koning gezien?

Meneer hert: Een Koning? Een koning? Nee hoor ik heb niks gezien, ik zag daar verderop wel een soort stalletje en ik zag herders naar die stal gaan. Ik heb ook nog een paar wijze mannen naar binnen zien gaan en zelfs van die vieze stinkende schapen.

Lala: Maar wat moeten ze dan allemaal in die stal? Heb je niet even naar binnen gekeken?

Meneer hert: Nee natuurlijk niet, straks komt er zo’n beest aan met van die bulten, zo’n groot eng beest.

Lala: Oh je bedoelt zeker kamelen meneer hert? Daar hoef je niet bang voor te zijn hoor. Maar weet je wat, ik ga zelf wel even op zoek naar die stal en ik gluur dan wel even heel voorzichtig naar binnen.

Meneer hert: Dat is een goed plan Lala, dat is een prima plan, ik ga mee en laat je zien waar die stal is.

Lala: Dat is fijn meneer hert, want ik vind het toch wel wat vervelend om alles alleen te moeten doen nu Krakra ziek is.

Meneer hert: Laten we dan maar snel gaan.
(ze komen bij het stalletje en staan bij het raam)

Lala: Kijk jij eerst even naar binnen meneer hert?

Meneer hert: Ikke niet hoor, ik pieker er niet over. Brr… doe dat maar lekker zelf.

Lala: Nou vooruit dan maar ik zal eens kijken door het raampje.

Meneer hert: En? Wat zie je?

Lala: Ik zie een meneer en mevrouw met een babytje. Het kindje ligt in een voerbak van de dieren.

Meneer hert: Oké en wat doen ze?

Lala: Die mevrouw ligt uit te rusten, zo te zien is ze erg moe, die meneer staat te kletsen met wat anderen en het babytje ligt alleen maar wat te liggen.

Meneer hert: oké en wat zie je nog meer?

Lala: Ik zie mannen met kronen en met goud en wierook en mirre.

Meneer hert: Hè, goud voor een baby’tje, wat raar, wat heeft het kindje daar nu aan?

Lala: Dat weet ik ook niet.

Meneer hert: Maar je geeft toch geen goud aan een baby? Goud is vreselijk duur, dat kan toch niet, dat geef je alleen aan Koningen en aan Prinsen en Prinsessen.

Lala: Ja inderdaad, zal dit kindje dan toch de koning zijn waar koning Leeuw steeds over zeurt?

Meneer hert: Ja dat denk ik wel.

Lala: Maar dit is een mensenbaby, die vormt toch helemaal geen gevaar voor Koning Leeuw?

Meneer hert: Nee zeker niet. Een mensenkind wil wonen onder de mensen en niet bij de dieren, dat kindje zal dus nooit Koning van het bos worden denk ik, nee toch Lala?

Lala: Nee ik denk het ook niet, wacht even hoor meneer hert, even stil, ik wil even luisteren wat die schapen tegen elkaar zeggen.

Meneer hert: Goed, Lala, ik wacht wel even. (Meneer hert loopt wat heen en weer) Wat zeggen ze?

Lala: Oh… ze zeggen dat deze baby de Zoon van God is, dat Hij Koning wordt over de hemel en de aarde, Koning over alles en iedereen.

Meneer hert: Oei… dus ook over Koning Leeuw?

Lala: Ja ook over Koning Leeuw, maar eh meneer hert… dit heb ik zogenaamd niet gehoord, dat ga ik hem niet vertellen, ik verzin wel iets. Ik ga nu even terug naar de Koning en naar Krakra en dan kom ik straks even terug.

Meneer hert: Dat is goed Lala, ik ga ook even weg om uit te rusten.

Lala: Doeg meneer hert. Zeg kinderen, ik moet even iets bedenken om meneer Leeuw op het verkeerde been te zetten, want hij is doodsbenauwd voor de nieuwe Koning, hij is heel erg bang dat hij geen Koning meer mag zijn over de dieren van het bos. Ik denk dat ik maar een beetje om de waarheid heen ga draaien. (Ze komt bij Koning Leeuw)

Koning Leeuw: Hallo Lala, heb je goed of slecht nieuws voor me.

Lala: Koning, ik heb goed en slecht nieuws. Ga maar even rustig ervoor liggen en houdt u stevig vast. Het goede nieuws is: U bent nog steeds Koning van het bos en van alle dieren en het slechte nieuws is: Ik heb de pasgeboren Koning gevonden, Hij bestaat echt.

Koning Leeuw: Echt waar… echt waar… en wat is dat voor een Koning?

Lala: Hij poept en plast nog in zijn broek en ligt in een etensbak van de dieren in een vieze stinkende stal. En weet u… hij heeft zelfs geen tanden.

Koning Leeuw: Ach nee toch? Bah wat vreselijk armoedig.

Lala: Ja Koning… inderdaad. Wat hebt u dan een mooi schoon hol om in te wonen en prachtig mooie tanden om mee te bijten. U bent erg bevoorrecht.

Koning Leeuw: Ja je hebt helemaal gelijk Lala, ik heb veel geluk. Ik ben de Koning van het bos, de enige echte koning.

Lala: Inderdaad Koning Leeuw, u bent de Koning van het bos.
(ze fluistert tegen de kinderen) En het kindje in de kribbe is Koning over alles op deze aarde en dus ook over het bos.

Koning Leeuw: Buldert: Wat zei je daar Lala?

Lala: Niks Koning, ik zei alleen dat uw prachtige haren zo mooi staan bij de kleur van het groene mos.

Koning Leeuw: Dank je voor het compliment Lala. Dan mag je nu weer gaan, ik ga even slapen, ik ben zo moe, ik heb geen oog meer dichtgedaan sinds ik hoorde van het Koningskind.

Lala: Slaap lekker Koning Leeuw, dan ga ik even het Koningskind bezoeken.

Koning Leeuw: Wat zeg je daar Lala?

Lala: Ik zei dat ik even wat ga lezen in Koninklijke boeken.

Koning Leeuw: (Gaapt luidruchtig) Ja doe dat maar Lala en doe de groeten aan Krakra.

Lala: Dank u wel Koning Leeuw, dat zal ik zeker doen, slaap lekker.
(Koning Leeuw snurkt)

(Lala gaat naar het nest waar Krakra in ligt te snotteren.)

Krakra: Hatsjoe, hatsjoe.

Lala: Hoe gaat het ermee schatje?

Krakra: Ik voel me zo ziek… zo ziek, ik voel me zo ziek als een hond.

Lala: Dat is niet zo leuk lieverd, maar ik moet je iets vertellen. Ik heb het Koningskind gevonden. Het is geboren hier niet zo ver vandaan in een stalletje.

Krakra: Een koningskind? En wat vindt meneer Leeuw daarvan?

Lala: Hij vindt het prima want hij denkt dat dit kind niet zoveel voorstelt en niet belangrijk is, dat heb ik hem wijsgemaakt.

Krakra: Dat is erg verstandig van je Lala. Maak je nu even een kopje kippensoep voor mij?

Lala: Kippensoep? Daar zit kip in. Vogels eten geen vogels Krakra, bah.

Krakra: Nou dan niet, wat ga je dan voor mij maken?

Lala: Niks Krakra, ik ga iets heel anders doen. Ik neem jou mee naar de Koning der Koningen, het kerstkindje.

Krakra: Maar Lala ik kan geen poot verzetten, ik ben zo slap in mijn pootjes.

Lala: Blijf jij dan maar hier Krakra, ik wil dat koningskind voor geen goud missen en Hem even een bezoekje brengen in de stal. Ik kom zo snel mogelijk terug. (Lala loopt in de richting van het stalletje en komt weer langs de boom met eekhoorn erin)

Eekhoorn: Lala, lala, heb jij die Koning al gevonden?

Lala: Ja eekhoorn, daar verderop is die Koning… daar in die stal.

Eekhoorn: Ga jij naar Hem toe?

Lala: Ja ik ga Hem even begroeten en iets bijzonders geven.

Eekhoorn: Eh… Lala mag ik mee?

Lala: Ja hoor natuurlijk mag jij mee. Iedereen mag bij de Koning komen.

Eekhoorn: Dan neem ik beukennootjes voor Hem mee, dat is het beste wat ik heb.

Lala: Wat moet een Koning met beukennootjes?

Eekhoorn: Tja dat weet ik ook niet, maar iets anders heb ik niet, weet jij dan wat ik Hem kan geven?.

Lala: Je hart Eekhoorn, je hart. Jouw hart is het mooiste wat je hebt.

Eekhoorn: Mijn hart? Hoe moet ik die dan geven? Moet ik die uit mijn buik halen? Dat kan toch niet?

Lala: Nee Eekhoorn, natuurlijk niet… je moet gewoon zeggen dat je van Hem houdt, dat is genoeg, dan komt Hij in jouw hartje wonen en is jouw hartje van Hem. Kom laten we snel naar de stal gaan en knielen voor het Koningskind, want volgens de dieren in de stal is dat kindje gekomen om iedereen te redden.

Eekhoorn: Iedereen? Zelfs die vreselijke brullende bosaap?

Lala: Bosaap? Er is hier helemaal geen bosaap in het bos.

Eekhoorn: Dan vergeet je meneer Leeuw zeker Lala.

(Brullende stem van Leeuw) Dat heb ik gehoord Eekhoorn.

Eekhoorn: Sorry meneer Leeuw.

Leeuw: (brullend) Excuses geaccepteerd. (snurkt weer)

Lala: (Fluistert) Kom Eekhoorn wij gaan naar de Koning van het heelal en geven Hem ons hart. Ga je mee?

Eekhoorn: Ja natuurlijk ga ik mee. (Hij zegt vervolgens tegen de kinderen) Doeg kinderen, wij moeten gaan, wij komen een andere keer terug, wij hebben nu iets belangrijks te doen.

Samen: Ze zwaaien en lopen richting de stal en verdwijnen uit beeld. (De gordijnen gaan dicht)