Wat een geluk, Mozes keek om zich heen, ze waren weg, hij en het volk van God, weg uit Egypte en daar was Mozes zo blij om, zo enorm blij… het was geweldig. Maar eigenlijk had God hen beter naar het land van de Filistijnen kunnen brengen want dat was dichtbij Egypte, maar dat deed God niet, want stel je toch eens voor, zei Hij tegen Mozes dat Mijn volk, de Israëlieten, het moeilijk krijgen, dan gaan ze gewoon terug naar Egypte, maar dat is niet de bedoeling. De Egyptenaren waren slecht voor Mijn kinderen, het is niet goed als ze teruggaan. Ga maar over de woestijnweg en neem al die mensen mee naar de Schelfzee en daar moeten jullie blijven wachten. En zo gingen ze op weg en God liet hen nooit alleen, Hij ging met hen mee en weten jullie hoe zij wisten waar zij heen moesten? God had dat heel goed bedacht, overdag ging Hij mee in een wolkkolom en konden ze gewoon die wolk volgen en ’s nacht dan was die wolk ineens een vuurkolom en hadden ze een licht om achteraan te reizen. Ze hoefden alleen maar te vertrouwen en te volgen, is dat niet bijzonder?
En God sprak tegen Mozes en Hij zei dat Mozes de mensen moest brengen naar de zee en dat ze daar moesten blijven, want God had weer een goed plan, Hij wilde de Farao, die boze Farao voor de gek houden. Farao zou dan vast denken dat Mozes samen met al die mensen verdwaald was in de woestijn, maar dat was niet zo, nee ze waren gewoon bij de zee. God zei: Ik zal ervoor zorgen dat de Farao zich gaat bedenken, nu liet hij jullie gaan, maar dan zal hij jullie weer op willen halen, maar jullie hoeven niet bang te zijn, want Ik ben jullie God en Ik zal laten zien aan de Farao en aan al zijn mensen hoe groot Ik ben en wat Ik kan.
Dat was het plan van God en zo ging het gebeuren.
De Farao hoorde dat Mozes weg was gegaan, gevlucht met de Israëlieten. Nu had hij geen mensen meer om voor hem te werken, maar dat was niet de bedoeling, hij riep snel zijn mensen bij elkaar, het leger, ze moesten strijden, ze moesten het volk terughalen, zeshonderd wagens liet hij komen, hij zou het volk van Israël wel eens een lesje leren. Het leger was er klaar voor, ze gingen achter Mozes en de mensen aan, ze kwamen steeds dichterbij en het volk van God zag hen komen, ze waren bang, natuurlijk waren ze bang, dit was ook best wel eng. Ze waren wel een beetje boos op Mozes: Je had ons gewoon thuis moeten laten in Egypte, waarom heb je ons meegenomen, nu is Farao boos. Oh oh oh, Mozes zei, wees toch niet bang, jullie zullen zien dat God ons zal redden, echt waar, vertrouw daar maar op. God zal ons bevrijden van de Egyptenaren, de Heere God zal voor jullie strijden en dan zullen jullie niet meer mopperen, dan zullen jullie stil zijn, zeker weten.
Alweer begon God tegen Mozes te praten: Mozes zeg tegen de mensen dat zij hun spullen pakken en zich klaar maken om te vertrekken, doe je staf omhoog en strek hand uit over de zee, Mozes dan zal de zee ineens doormidden gespleten zijn en dan zullen jullie dwars door de zee kunnen gaan, jullie kunnen dan door het midden lopen want daar is het droog, daar is een weg naar de overkant. Ja de Farao zal jullie proberen te pakken, maar Ik ben bij jullie en Ik zal dat aan de Farao en zijn volk laten zien.
Er was steeds een wolkkolom meegegaan met de mensen en ook een engel van God, zij gingen voor iedereen aan, maar God zei, nu zullen zij naar achteren gaan, tussen jullie en de Egyptenaren in, jullie zullen veilig zijn.
Het was vreemd, het leek zelfs wel gevaarlijk, maar Mozes wist dat hij moest doen wat God hem gezegd had, dus hij deed zijn staf omhoog en zijn hand boven de zee en daar gebeurde het, wat een groot wonder, de mensen konden het haast niet geloven, er kwam een weg, een weg dwars door de zee. De hele nacht zorgde God voor een harde wind en deze wind liet het water uit elkaar gaan en blies een weg naar de andere kant. Het water was als een muur, de mensen konden er gewoon tussendoor lopen. Het was heel raar, maar ook heel bijzonder, het was veilig omdat God bij hen was, maar ook wel eng omdat de Egyptenaren hen achtervolgden. Ze hoorden de paarden en de wagens en het schreeuwen, maar ze liepen door, ze werden moe, maar gaven het niet op en zo kwamen ze veilig aan de overkant. De Egyptenaren waren vlakbij, maar toen hoorde Mozes weer de stem van God en gelukkig luisterde hij heel goed. God zei tegen Mozes dat hij zijn hand weer boven de zee moest houden zodat het weer één grote zee zou worden. Mozes deed wat God van hem vroeg, de Israëlieten waren blij, zo blij, het pad door de zee was verdwenen en nu konden de Farao en zijn mannen hen nooit meer bereiken, nu was er geen weg meer om hen te pakken, ze waren veilig, God had hen gered. Ze waren er stil van en ze wisten het zeker: God zorgt voor ons, altijd!