Tijmen denkt aan de vraag van Ricardo. Ricardo is zijn buurjongen, hij heeft het heel moeilijk, tenminste… dat zegt hij en daarom vroeg hij Tijmen om geld. Tien euro maar, zei Ricardo, als jij mij tien euro leent ben je voor altijd mijn beste vriend. Tijmen weet het maar al te goed, als iemand het moeilijk heeft moet je helpen,  mensen hebben hem en zijn moeder ook zo vaak geholpen en nu kan hij iets terug doen voor iemand anders. Hij heeft er heel goed over nagedacht en hij gaat het doen, het voelt zo goed. Zijn vriend Sven heeft hem nog wel gewaarschuwd, maar Tijmen doet het toch. Hij haalt tien euro stiekem uit de portemonnee van zijn moeder en gaat vervolgens opgetogen naar de buren. Hij belt aan, hij voelt zich blij, zo blij. Ricardo doet open en kijkt vragend naar Tijmen. Ga je het doen?, vraagt hij, zeg het snel, ga je het doen? Natuurlijk, zegt Tijmen, hier is tien euro en maandag krijg ik het terug, ja toch? Er verschijnt een brede grijns op het gezicht van Ricardo, natuurlijk zegt Ricardo, natuurlijk. Hij zegt niet eens dankjewel, hij grist het geld uit de handen van Tijmen en doet de deur dicht. Daar staat Tijmen, hij kijkt verbaasd, wat doet Ricardo vreemd, hij heeft wel heel veel haast, hij zal zich toch wel aan zijn woord houden? Tijmen begint nu toch een tikje te twijfelen. Hij krijgt er haast een beetje buikpijn van. Hij gaat snel weer naar huis en besluit vervolgens om naar het plein te gaan, midden in het dorp. 

 

Op het plein zijn de kinderen aan het spelen, Sven is er ook. Heb je het geld gegeven? Het is het eerste wat hij aan Tijmen vraagt? Tijmen knikt. Dommerd, moppert Sven, dat gaat niet goed je zult het merken, voor je het weet word je bedrogen. Tijmen haalt zijn schouders op en luistert niet meer naar Sven. Mag ik meedoen met voetballen?, vraagt hij. Ja natuurlijk, zegt Sven, jij hoort bij de kleintjes. Pffft bij de kleintjes, zegt Tijmen, nou ja zeg. Graag of niet, zegt Marnick die ook meedoet. Graag, moppert Tijmen en hij gaat aan de kant van de kleinere jongens staan. Even later rent hij bezweet achter de bal aan. Het geld is hij vergeten en het gezeur van Sven ook. De tijd vliegt, het spel is zo leuk en het leukste van alles is dat de kleintjes gewonnen hebben, hoera, Tijmen is in een vrolijke bui, hij heeft het mooi geflikt, eerst een goede daad gedaan voor Ricardo en nu ook nog eens de kleintjes geholpen om te winnen van de groten. Jippie, blij gaat hij naar huis om te eten. Als hij de deur binnenkomt lopen, staat zijn moeder hem al op te wachten, ze heeft haar handen in haar zij. Tijmen, ik wilde boodschappen halen en ik stond al bij de kassa en toen had ik ineens te weinig geld, maar ik weet zeker dat ik voldoende in mijn portemonnee had. Heb jij er misschien iets uitgehaald? Tijmen krijgt een rode kleur, hij kan niet liegen. Ja nou het zit zo, Ricardo had geld nodig, hij had het moeilijk en ik krijg het maandag terug. Moeder slaakt een diepe zucht, nu kan ze wel boos worden, maar dat is lastig. Ze ziet heel goed dat Tijmen het moeilijk heeft en geschrokken is. Maar Tijmen, zegt ze, ik snap wel dat je Ricardo wilde helpen, maar je had het niet uit mijn portemonnee mogen stelen, je hebt me niks gevraagd. Het is geen stelen, roept Tijmen boos, ik ben geen dief, ik ben je kind, ik heb het geleend, je krijgt het terug, echt waar. Moeder kijkt zorgelijk, ik hoop het maar, mompelt, ik hoop het echt. Tijmen loopt de kamer in, hij voelt zich niet meer blij, hij is bedroefd, hij begint te denken, heb ik het wel goed gedaan? Had ik niet beter naar Sven kunnen luisteren?

Hij kan niet meer genieten van het weekend, hij blijft de rest van de dagen binnen, tv kijken, boek lezen, op zijn bed liggen piekeren. 

 

Het is maandagmorgen, de wekker gaat. Tijd om op te staan. Een nieuwe week begint, Tijmen moet naar school. Tijmen opent de gordijnen en kijkt of hij al iets ziet bij het huis van de buren, Ricardo moet vandaag het geld geven. Hij ziet nog niks. Hij gaat snel aankleden, tanden poetsen en eten. Mama kijkt hem aan, Tijmen denk je dat je vandaag het geld krijgt?, vraagt ze. Ja natuurlijk, zegt Tijmen kordaat, Ricardo heeft het beloofd, let maar op mijn woorden. Tijmen eet vlug zijn brood op en rent naar school. Als hij het schoolplein op komt lopen ziet hij Ricardo tussen een groepje jongens staan. Tijmen rent naar hem toe en zegt: Heb je het bij je? Wat? Vraagt Ricardo verontwaardigd. Het geld, zegt Tijmen, heb je de tien euro voor mij? Tien euro?, zegt Ricardo, hoezo, ik mocht het toch van jou hebben? Tijmens’ mond valt open van verbazing, hij kijkt geschrokken, dus Sven heeft gelijk? Ben ik bedonderd?, zegt hij. Hij wil Ricardo aanvliegen, hij wil hem slaan en schoppen, hij wil van alles doen, maar een stem in zijn hoofd blijft tegen hem zeggen: Nee Tijmen, niet doen, wees wijs. Tijmen draait zich met gebogen hoofd om en loopt weg,. Zijn schouders naar beneden. Hoe moet hij dit aan mama vertellen? Hoe kan hij dit oplossen? Hij loopt de school in en gaat verdrietig zitten in het klaslokaal. Daar komt Sven al aan. Hij kijkt naar Tijmen, hij ziet gelijk aan het hoofd van Tijmen dat het mis is. Ik zei het toch, hij heeft je kaalgeplukt hè? Kaalgeplukt? Nee man, dat niet, Tijmen haalt zijn handen door zijn haar, zie dan, alles zit er nog op en aan. Sven moet lachen, nee joh, dat bedoel ik niet, kaalplukken zeg je ook als iemand je bedrogen heeft. Hij kijkt gelijk weer serieus, Ricardo heeft je bedrogen hè? Tijmen knikt. Kom op, zegt Sven, we slaan hem in elkaar. Nee, zegt Tijmen, dat is niet goed, ik zoek wel een andere manier om de tien euro terug te geven aan mijn moeder. Heb je het van je moeder gekregen? Sven is verbaasd, die moeder van jou is ook dom, mijn moeder zou nooit geld geven voor iemand als Ricardo. Ze wist het niet, mompelde Tijmen, ik had het gepakt en ze ontdekte het. Sven kijkt geschrokken, oei, dat is niet mis, nu zit je dik in de problemen. Tijmen knikt, de tranen staan in zijn ogen. Je gaat niet huilen, zegt Sven we zoeken wel een oplossing, na school gaan we klusjes doen en geld verdienen, samen als echte vrienden, we verdienen het wel terug. Denk je dat echt?, vraagt Tijmen. Zeker weten, zegt Sven.

 

Een zucht van opluchting klinkt door de klas wanneer eindelijk de laatste bel gaat, de eerste schooldag van de week is afgelopen. Tijmen kijkt naar Sven, zou hij hem echt  helpen? Ja hoor Sven doet wat hij beloofd heeft, hij loopt gelijk naar de kapstop, pakt zijn jas, trekt het aan en zegt tegen Tijmen, kom op, we gaan aan de slag. Weet je moeder waar je bent? Ja zegt Tijmen, ik heb haar gezegd dat ik bij jou zou spelen. Weet ze al dat Ricardo niet terug wil betalen? Nee natuurlijk niet, mompelt Tijmen, ik durfde niet, ik heb gezegd dat ik het geld na schooltijd krijg. Gelukkig hebben we nog even tijd, zegt Sven. Ik ken iemand waar ik altijd voor mag klussen. Kom mee. Sven trekt Tijmen aan zijn mouw richting de dorpsstraat, vervolgens de hoofdstraat in richting het autobedrijf van meneer Barink en daar loopt hij zomaar de garage binnen. Tijmen schaamt zich rot, dat kan toch niet, dat mag helemaal niet, maar Sven doet het gewoon. Meneer Barink is druk aan het werk. Wat komen jullie doen?, roept hij hard. Ik ben het meneer Barink, zegt Sven met een stralende lach. Meneer Barink kijkt ineens niet meer boos, er verschijnt een glimlach op zijn gezicht, oh jij weer, zegt hij verheugd. Kom je weer klusjes doen jongen, is je geld op? Sven kijkt serieus en hij zegt: Nou nee, ik niet, maar mijn vriend. Hij vertrouwde een jongen en wilde hem helpen met het geld van zijn moeder, maar die jongen plukte hem helemaal kaal, ik vind het belachelijk, zegt Sven. Om hoeveel geld gaat het? Vraagt meneer Barink meelevend. Tijmen houdt zijn hoofd naar beneden, hij durft nog steeds niet te kijken, tien euro mompelt hij angstig, hij denkt dat meneer Barink nu zal schreeuwen en hen weg zal sturen, tien euro is veel te veel, daar zijn geen klusjes voor. Maar meneer Barink doet niks van dat alles, hij zegt, dat is veel, maar ik weet wel wat. Hebben jullie die auto’s gezien die buiten staan? Die auto’s die wij willen verkopen? De jongens knikken, ze hebben de auto’s zeker weten ze gezien. Die auto’s kunnen wel een wasbeurt gebruiken, zegt meneer Barink. Sven moppert; Maar dat zijn er megaveel. Ja dat klopt, zegt meneer Barink, maar tien euro is ook megaveel toch? Dat is waar, zegt Tijmen en ik ga het zeker voor u doen. Waar zijn de poetsspullen? Meneer Barink zegt, loop maar mee, ik zal jullie alles geven wat je nodig hebt en laten zien hoe het moet.

 

Niet lang daarna zitten de zwarte vegen tot achter hun oren. Ze boenen zo snel ze kunnen. De ene auto na de andere auto wordt van onder tot boven gewassen met heerlijk ruikende sop en de ramen worden gezeemd, ze glimmen weer prachtig. Maar het duurt wel lang, megalang en ze worden wel vies, super vies. Maar het is voor een goed doel, ze weten waarom het moet, het moet gewoon. Tijmen doet het voor zijn moeder en Sven doet het voor zijn vriend, hij vindt het een rotklus maar beloofd is beloofd, hij zou Tijmen helpen en dat doet hij. Plotseling kijkt Tijmen op zijn horloge, het is al bijna 6 uur, hij moet zo eten. Hij kijkt angstig naar Sven, we zijn nog lang niet klaar, zegt hij verdrietig en ik moet zo naar huis, het gaat ons nooit lukken. Maar anders gaan we toch morgen verder, zegt Sven, wees maar niet bang we vragen het gewoon aan meneer Barink of dat kan. Ze schrikken van zware voetstappen en kijken om. Daar staat hij al, meneer Barink, wordt het niet tijd om eens naar huis te gaan? Zegt hij met een ernstig gezicht. Dat wilden wij net tegen u zeggen meneer, zegt Tijmen, maar we zijn nog niet klaar. Tijmen kijkt verdrietig. Ik vind dat jullie het prima hebben gedaan, zegt meneer Barink, hier heb je tien euro, ruim de spullen maar op en maak dat je wegkomt. Tijmen kijkt verwonderd naar meneer Barink, krijg ik echt nu al de tien euro? Ik kom morgen terug om het af te maken, zegt hij snel. Dat hoeft niet, zegt meneer Barink, jullie hebben goed werk verricht, genoeg voor tien euro. Ga maar snel. Dankuwel, roept Tijmen, dankuwel, hij kan het haast niet geloven. Sven is ook blij, bedankt meneer, zegt hij verheugd. Kom Tijmen, opruimen, roept Sven, we moeten naar huis. Even later rennen ze door de straten richting hun huis. Vlakbij het huis van Tijmen nemen ze afscheid, Sven moet nog iets verder. 

 

Tijmen belt aan, hij is zijn huissleutel vergeten. Moeder opent de deur en kijkt verbaasd naar het vieze gezicht met de zwarte vegen. Wat heb jij nou gedaan?, vraagt ze geschrokken. Oh niks, zegt Tijmen, ik heb met Sven gespeeld, het was leuk, heel leuk. Oh ja, hier is je tien euro, hij pakt de tien euro uit zijn broekzak en geeft het aan zijn moeder. Gelukkig heeft Ricardo het teruggegeven, zegt ze, ik was al bang dat hij zich niet aan zijn woord zou houden. En nu snel je handen wassen en je gezicht, het eten staat klaar. Even later zitten ze aan tafel, over Ricardo wordt gelukkig niet  meer gesproken, Tijmen houdt zich wijselijk stil, het is maar beter dat mama niet alles weet. Maar in bed moet Tijmen er steeds aan denken, hij droomt zelfs van een jongen met een kaal hoofd rennend door de straten. Ik ben geplukt, ik ben geplukt, kaalgeplukt roept de kale jongen. Tijmen schrikt wakker van de wekker, hij kijkt verbaasd om zich heen, waar is hij, waar is de kaalgeplukte jongen? Oh die jongen dat is hijzelf. Hij stapt uit bed en kijkt in de spiegel, gelukkig zijn haren zitten er nog op. Hij schiet er van in de lach haha, gelukkig was dat maar een droom.

Net als Tijmen aangekleed is en zijn tanden heeft gepoetst hoort hij de deurbel, mama doet open en Tijmen hoort haar verbaasd zeggen: Oh bedankt, lief van je, het is al goed.

Tijmen gaat bovenaan de trap staan en tuurt naar beneden, hij probeert te zien wie er voor de deur staat, het is nog heel erg vroeg, normaal komt er nooit iemand zo vroeg in de morgen. Maar mama doet de deur net weer dicht. Tijmen loopt naar beneden, gaat de woonkamer in. Wie was daar?, vraagt hij aan zijn moeder. Ga maar even zitten Tijmen en vertel mij eens eerlijk hoe jij aan die tien euro kwam? Dat geld was niet van Ricardo, hoe kwam jij daaraan? Tijmen schrikt, hoe weet mama dat? Hij kan nu niet meer liegen, hij moet het eerlijk zeggen. Ik heb het eerlijk verdiend, zegt hij, samen met Sven. We hebben auto’s geboend bij meneer Barink en toen kregen we tien euro om jou terug te betalen, want Ricardo is een oplichter, echt waar, ik vertrouw hem nooooooooit meer. Daar zou ik nog maar even over nadenken, zegt mama. Weet je wie er aan de deur stond?, vraagt ze zacht. Nee, dat vroeg ik je net, maar je gaf geen antwoord, zegt Tijmen. Dat was Ricardo, zegt mama. Hij kwam tien euro brengen en kwam zeggen dat hij heel veel spijt heeft dat hij zich niet aan zijn belofte gehouden heeft. Hij kon er vannacht niet van slapen en ik moest tegen jou zeggen dat hij wel begrijpt dat jij zijn vriend niet meer wil zijn, maar dat hij hoopt dat jij kunt vergeven. Vergeven? Roept Tijmen boos, vergeven, een pak slaag verdient dat joch, het is een bedrieger. Dat weten we nu wel, zegt mama met een diepe zucht, maar hij heeft spijt en wat kun je dan het beste doen? Altijd boos blijven, slaan, ruzie maken? Tijmen weet het wel, hij moet vergeven. Heb je echt tien euro gekregen? Echt? Mama haalt de tien euro tevoorschijn, ik heb nu dus het dubbele, zegt ze lachend, twintig euro, tien van meneer Barink en tien van Ricardo. Tijmen moet ook lachen, dat is niet gek, zegt hij, wie had dat kunnen denken. 

Ken je het verhaal van Job nog, vraagt mama tegen Tijmen. Ja dat verhaal kent Tijmen wel, Job raakte alles kwijt, alles werd hem afgepakt maar gelukkig kreeg hij later alles dubbel terug van de Here God. Je moet heel goed onthouden Tijmen dat Ricardo nog jong is, hij moet nog heel veel leren en hij heeft een fout gemaakt door iets te beloven en het niet te doen, maar gelukkig kreeg hij spijt. Maar weet je er zijn mensen die nog veel ergere dingen doen en er is in de bijbel heel veel te lezen over de boze die je van alles beloofd en die steeds tegen je zegt dat je hem kunt vertrouwen maar dat is beslist niet waar, en als je dan doet wat hij zegt dan kom je bedrogen uit, dan pas word je gepluk, helemaal kaal, hij beloofd van alles en pakt je dan ineens van alles af, je houdt niks over als je niet uitkijkt. Maar gelukkig kun je altijd terug naar Here God en als je Hem om hulp vraagt, reken er dan maar op dat Hij je komt helpen en je vergeeft en dat je iets veel beters van Hem terugkrijgt. Tijmen begrijpt wat mama bedoelt, ze heeft gelijk, hij moet vergeven, Ricardo maakte een fout, maar gelukkig besloot hij alsnog het goede te doen.