Tegenwoordig hebben veel mensen een afwasmachine thuis, maar vroeger was dat niet zo. Moeder kookte en met een beetje geluk waste vader af, de meisjes moesten tafel afruimen, afdrogen en het schone servies en bestek weer opruimen. Ging dat altijd van harte, vonden ze dat leuk? Nou nee er werd nogal eens ruzie gemaakt om wie gisteren afgedroogd had of wie gisteren opgeruimd had. Bij veel mensen ging dat zo.
Degene die moest afdrogen deed ook echt niet iets anders. Toen er een vork op tafel was blijven liggen en het ene zusje kwam erlangs op weg naar de keuken, zei haar vader tegen haar; Ach neem die vork even mee die is vergeten. Weet je wat ze zei? Neen doe ik niet, dat is niet mijn taak.
Vind je dat aardig van haar? Nee.

Bij het laatste Avondmaal van Jezus met zijn discipelen hoe ging het er daar aan toe? In het Oosten waren de mensen gewend om, voordat ze aan tafel gingen, eerst de voeten te wassen. Waarom was dat? De mensen lagen op ligbanken aan tafel. De mensen liepen op blote voeten in hun sandalen en over de stoffige wegen kreeg je vieze voeten. Nou stel je maar voor; Je ligt met je neus precies onder iemands voeten, denk je dat dat fris ruikt?
Daarom was er altijd een bediende om je de voeten te wassen als je binnen kwam wanneer je uitgenodigd werd om bij iemand te eten.
Nu was alles voorbereid voor het Avondmaal, maar er was geen bediende.
De discipelen keken elkaar aan en dachten bij zichzelf, nou dat is niet mijn taak, denk maar niet dat ik dat ga doen.
Dacht Jezus net zo? Neen, Jezus vroeg niet eens; wie wil ons de voeten wassen, maar hij pakte de kom met water, deed een doek om en knielde bij zijn discipelen neer. Oh, wat schaamden ze zich toen Jezus voor hen neerknielde.
Jezus heeft zo zijn discipelen en ons een les geleerd. Voel je nooit te groot iets te doen om een ander te helpen. Ook al is iets niet je taak, als je een ander kunt helpen hoor je dat te doen. Jezus zegt; Wat je voor een ander doet, heb je voor Mij gedaan. Dat geldt voor alles, niet voor bepaalde karweitjes op school, op je werk, in de kerk of thuis, maar voor al het werk dat je voor elkaar kunt doen.