Het is meivakantie in het Grote Hazelbos, maar het regent en het is koud. Echt geen weer om gezellig buiten te spelen.
“Mama, ik verveel me heel erg vandaag. Ik zou het liefst op school zitten.”
Moeder Muis kijkt met een vertederende blik naar haar dochter en zegt:
“Dat klinkt niet echt aardig. In mijn jeugd was het ook niet altijd mooi weer en toch verveelden wij ons niet. Wij deden touwtjespringen, tikkertje, verstoppertje, walnoot trappen en bomen klimmen. Waarom ga je niet met Cas de Muis van hiernaast buiten spelen.”
Piepie kijkt haar moeder aan en zegt zuchtend”
“Cas en zijn ouders zijn op vakantie in het Spaanse Bos. U hebt ze zelf nog uitgezwaaid. Zelfs Zus Konijn is op vakantie naar Konijnenveld.”
“Ja, kind het gaat niet zo goed op het werk van vader, daardoor komt er minder geld binnen. Hij is vandaag bij oom Johan het magazijn aan het opruimen om iets extra’s te verdienen.”
Piepie loopt naar buiten en denkt: ‘Bah, wat is het vervelend allemaal.’
Buiten ziet ze haar vader aankomen fietsen om te komen eten. Achterop zijn fiets heeft hij een pakje liggen. Piepie wordt nu wel heel erg nieuwsgierig en vraagt:
“Wat is dat papa?”
“Niks voor nieuwsgierige meisjes. Kom we gaan eten.”
Vader Muis stapt van zijn fiets, pakt het pakje en legt die in het schuurtje en doet die op slot. Piepie knapt bijna van nieuwsgierigheid, ja, ze moet er zelfs van plassen en rent hard naar het toilet.
Vader is naar binnen gegaan en zegt:
“Vrouw, wat ruikt het hier lekker naar eikeltjespannenkoeken. Het water loopt uit mijn mond.”
Hij doet net of er water uit zijn mond loopt en veegt zogenaamd zijn mond schoon. Zijn vrouw loopt op hem af en geeft hem een zoen en zegt:
“Jij werkt zo hard dat je wel iets lekkers hebt verdiend.”
Piepie komt ook weer binnen en vraagt met haar liefste stemmetje:
“Wat zit er in dat pakje papa?”
“O. niets” zegt papa en geeft zijn vrouw een knipoog. Zij weet ook niet wat er in dat pakje zit, maar doet net of ze het wel weet.
“Aan tafel de eikeltjespannenkoeken zijn klaar.”
Tijdens het eten vertelt papa over zijn werk in het magazijn van oom Johan.
Na het eten lopen ze allemaal naar het schuurtje toe en mama en Piepie kijken hoe papa het pakje openmaakt. Er komen twee schoentjes uit waar onder elke schoen vier walnoten zo zijn vastgemaakt dat ze niet vastzitten, maar vrij kunnen rollen. Piepie is naar haar vader gelopen en vraagt:
“o wat mooi, wat is het precies papa?”
Papa en mama lachen allebei en dan zegt papa:
“Dit zijn walnootskates en die heb ik net uitgevonden en vanmiddag gaan we er meer maken om in de winkel te verkopen. Hier probeer maar eens.”
Papa geeft Piepie de schoentjes en mama helpt met aantrekken. Wat wiebelig gaat Piepie staan en dan zoeft ze weg van het schuurtje en maakt een rondje om het huis.
“Wat gaaf is dit papa. Het gaat super.”
Ze geeft haar vader zo’n dikke kus tot ze die wel in het Spaanse Bos kunnen horen.
“Vanmiddag ga ik over het Grote Pad naar het centrum om ze aan Eekie Eekhoorn te laten zien. Mag het mama?”
Ze kruipt bij haar moeder op schoot die lachend zegt:
“Als je maar uitkijkt want je hebt ze net vijf minuten.”
Piepie knikt en zoeft weg.
Op het Grote Pad ziet ze Flip de Haas waar ze naast zit op school. Ze zoeft naar Flip toe en merkt dat ze met de walnootskates bijna net zo groot is als hij en ziet nu pas hoe knap deze jongen is. Ja, ze wordt zelfs een beetje verliefd op Flip.
“Ha, die Piepie, wat ben jij groot geworden. Groeiappeltjes gegeten?”
Flip lacht het hardst om zijn grapje en Piepie lacht ook mee.
“Nee slimpie, ik heb walnootskates die mijn vader heeft uitgevonden.”
Ze zoeft van hem weg en draait keurig om en zoeft weer terug. Haar rokje waait een beetje op door de draai en de snelheid. Flip kijkt vol bewondering naar Piepie en denkt: ‘ze ziet er best leuk uit die Piepie.’ Ook hij wordt een beetjeverliefd.
“Nou, wat vind je ervan, gaaf hé?”
Piepie kijkt Flip met glinsterende ogen aan. Die knikt en zegt:
“Kom we gaan naar het Derde Ooster Pad, want daar is het vlak en kun je heel hard rollen. Ik ren wel met je mee.”
Zo gezegd zo gedaan. Piepie weet niet waar het Derde Ooster Pad is, want aan die kant van het Grote Hazelbos is ze nog nooit geweest. Toch gaat ze mee. O, o, wat zullen mama en papa daarvan zeggen?
Na zeker een kwartier rollen komen ze bij een stuk bos aan die heel donker is. Daar ziet Piepie een bordje met ‘Derde Ooster Pad’ en ze ziet dat de bodem helemaal vlak is. Ze denkt niet meer aan haar ouders en zoeft over de gladde bodem en Flip geeft haar een hand en holt met haar mee. Af en toe kijkt ze stiekem naar Flip en voelt zich het gelukkigste meisje in het hele Grote Hazelbos. Ze steken een paar keer een kruising over, gaan dan weer links, dan weer rechts tot ze bij een grote natte vlakte komen. Er staat een bordje waarop staat: ‘Het Duistere Moeras. Verboden toegang.’
“Flip, hoe komen we nu weer thuis?”
Angstig kijkt Piepie haar vriendje aan. Deze haalt zijn schouders op en gaat op een bankje zitten. Het wordt al een beetje donker. Piepie gaat dicht naast hem zitten en omdat ze hard hebben gezoefd en gehold, zijn ze wat moe geworden en vallen in slaap.
Intussen is vader Muis klaar met zijn werk bij oom Johan en kijkt op het marktplein om te kijken of Piepie daar nog aan het spelen is. Als hij haar niet ziet fietst hij naar huis en komt Eekie Eekhoorn tegen en vraagt:
“Heb je gezellig met Piepie gespeeld?”
“Ik heb Piepie vandaag niet gezien, mijnheer Muis.”
Vader Muis wordt nu toch wel wat ongerust en fietst gauw naar huis.
Zijn vrouw wacht hem daar al op en zegt:
“Heb jij Piepie meegenomen, want ze is nog niet thuisgekomen.”
Het begint nu echt donker te worden en de ouders van Piepie kijken elkaar ongerust aan.
“Ik ga naar Hans Gans, de boswachter, die naast oom Johan boven het bureau woont.”
Rinus Muis springt op zijn fiets en rijdt hard naar het huis van de boswachter.
Het bureau is gesloten en Rinus trekt aan de lange bel.
Hans Gans komt aangewaggeld en zegt:
“Muis, voor een brand te melden moet je bij de brandweer zijn.”
Hij lacht er zo hard bij dat zijn hele onderbuik van links naar rechts schudt.
Rinus pakt de boswachter bij zijn stropdas en zegt:
“Mijn dochter Piepie is al sinds vanmiddag weg. Niemand heeft haar gezien en nu moet jij niet zo’n flauwe grapjes maken.”
Hans Gans kijkt een beetje beteuterd en ziet dan mijnheer de Haas op zich afkomen rennen.
“Flip is zoek.” hoort hij de Haas al van verre roepen.
Hijgend zegt mijnheer de Haas:
“Flip is zoek. Hij is niet thuisgekomen om te eten en dat is nog nooit gebeurd.”
“Piepie is ook nog niet thuis gekomen.”
Zegt mijnheer Muis.
“Kom nu eerst maar eens mee naar binnen, dan gaan we eens kijken waar ze kunnen zijn.”
Hans Gans waggelt naar binnen en de andere twee lopen achter hem aan.
Hans gaat achter een bureau zitten waarop een kaart ligt van het Grote Hazelbos. Hij pakt drie dennennaalden en prikt die op de kaart.
“Bij deze naald zijn we nu, bij deze naald woont Muis enbij deze hier de Haas. Het is best een groot gebied. Weten jullie waar de kinderen meestal spelen?”
“Vaak voor de deur of in het centrum” zegt Muis.
“Flip speelt ook voor het huis, maar wacht eens even, hij speelt ook weleens op het Derde Ooster Pad. Hij kan daar zo lekker hollen.
De boswachter kijkt op de boskaart en zoekt naar het Derde Ooster Pad. Als hij het pad gevonden heeft, zegt hij geschrokken:
“Dat is het pad naar het Duistere Moeras, als je daar de weg niet weet dan ben je meestal verloren.”
Ze zitten alle drie in hun eigen gedachten tot de vader van Flip zegt:
“Wat zitten wij hier nu nog, we roepen wat mensen bij elkaar en gaan op weg naar het Duistere Moeras.”
Even later gaan boswachter Gans en de heren Muis en de Haas samen met oom Johan, tante Clara Koe, dominee Kraai, meester de Uil en nog een paar die onderweg aansluiten op weg naar het Duistere Moeras.
Piepie en Flip schrikken wakker en zien dat het helemaal donker is geworden.
“O Flip, het is helemaal donker. Weet jij de weg terug?”
Flip schudt zijn hoofd en kijkt Piepie treurig aan.
“Het is allemaal mijn schuld. Mijn schuld is het allemaal.”
Samen gaan ze voor het bankje op hun knietjes zitten en bidden tot God.
“Lieve God, wij zijn verdwaald en weten de weg naar huis niet meer. Wilt U onze ouders de weg wijzen, zodat ze ons kunnen vinden?Ámen.
Ze gaan weer op het bankje zitten. Ze zien een nieuwsgierige kikker die heel hard kwaaak, kwaaaaaak roept.
Piepie tilt opeens haar hoofd op:
“Luister, ik hoor roepen. Dat is de stem van tante Clara Koe, die loeit overal bovenuit.”
Ook Flip hoort nu ook stemmen en roept heel hard:
“Hallo, wij zijn hier. Wij zijn hier bij het Duistere Moeras.”
Opeens zien ze de vader van Flip de hoek om komen hollen en vlak daarachter alle anderen. Boswachter Gans waggelt helemaal achteraan. Het is lang geleden dat hij zo hard heeft moeten rennen.
De kinderen worden in de armen gesloten, maar ook vermanend toegesproken. Vooral de vader van Piepie is boos en blij tegelijk.
Gezamenlijk gaan ze weer naar het centrum. Het is een flinke stoet die het marktplein opkomt lopen. Moeder Muis en moeder de Haas vallen elkaar huilend in de armen. Zij zijn ook boos en opgelucht tegelijk, maar vooral blij.
“s Avonds brengen papa en mama Piepie samen naar bed.
“Dat mag je nooit meer doen Piepie, zonder dat wij het weten ergens naar toe gaan. Wil je ons dat beloven?”
Papa kijkt Piepie aan en die knikt schuldbewust van ja.
“Ik verveelde mij zo en ik was zo blij met mijn walnootskates dat ik niet meer goed nadacht. Vinden jullie Flip de Haas ook zo’n aardige jongen?”
Piepie kijkt haar ouders heel blij aan. Ze is vooral blij dat ze weer in haar eigen bed ligt en dat haar ouders bij haar bed staan.
Papa en mama geven haar een dikke knuffel en een nachtzoen.
Zacht lopen ze de slaapkamer uit.
Piepie vouwt haar handen en zegt:
‘ Lieve God, dank U dat wij zijn gevonden. Wij zullen het nooit meer doen. Morgen ga ik weer zoeven op mijn nieuwe walnootskates, hand in hand met Flip. Amen’
Met een glimlach valt ze al gauw in slaap.
Klaas van Eijbergen