Het dooit in het Grote Hazelbos en daardoor is het Hoofdpad glad geworden. Piepie en Cas de Muis moeten heel voorzichtig naar school toe lopen. Ze hebben allebei een muts op, want er valt veel sneeuw van de bomen.
“Niks aan die dooi” moppert Cas,
“veel te glad en ik vind het saai.”
Piepie kijkt haar vriendje aan en zegt:
“Was jij in Rusland ook zo’n somberman, want daar zal het ook wel eens dooien.”
“Somberman? Wat is dat nou weer voor een raar woord.”
Cas kijkt zijn buurmeisje vragend en ook een beetje boos aan.
“Nou gewoon, iemand die alles somber vindt in zijn leven. Neem nu vandaag, je hebt alleen maar lopen klagen.”
“Hoi, hoi, glad hé vandaag?”
Zus Konijn komt vanuit het Linker Zijpad aanlopen.
“Moet je tegen somberman zeggen.” zegt Piepie en schatert het uit.
“Och vlieg op, meisjes zijn stom.”
Cas wil gauw doorlopen en ziet niet dat voor zijn voeten net veel sneeuw valt van de grote dennenboom en valt pardoes op zijn snufferd.
Piepie en Zus hangen slap van het lachen in elkaars armen. Cas staat op en hij zit onder de blubber en de smurrie. Piepie krijgt nu toch wel medelijden met hem en roept naar Eekie de Eekhoorn die net uit zijn huis naar buiten komt.
“Zeg Eekie, kan Cas zich even wassen bij jullie. Hij is gevallen.”
“Tuurlijk kom maar gauw naar binnen.”
Eekie loopt door de achterdeur een bijkeuken in waar moeder altijd de was doet. Hij zwengelt aan de pomp en er klatert helder water over Cas heen en nu is hij door en door nat.
“Nou je wordt bedankt. Nu kan ik nog naar huis om schone kleren aan te trekken.”
Cas staat heel boos naar Eekie te kijken, maar die is niet onder de indruk.
“Wij hebben beslist wel wat jou past. Ik heb nog drie broertjes en twee zusjes.”
Even later lopen ze verder naar school. Het is al laat en de deur is dicht. O jee, nu moeten zij zich melden bij meester de Uil.
Met het hoofd gebogen en de muts in hun handen kloppen ze op de deur van de lerarenkamer waar meester de Uil een kantoortje heeft.
“Binnen” klinkt de stem van meester de Uil.
De vier laatkomers lopen naar binnen en vertellen waarom ze te laat zijn.
“Ga maar gauw naar jullie klas en morgen beter uitkijken.”
Meester de Uil is niet boos omdat ze eerlijk hebben verteld wat er gebeurd is.
Ook de deur van hun eigen klas is al dicht en ze horen dat ze een lied aan het zingen zijn. Piepie, Zus en Eekie kennen het lied wel en zingen zachtjes mee.
“Van ’t vroeglicht van de dageraad/tot waar de zon weer onder gaat/zingt elk de koning Christus eer, /het kind der maagd is onze Heer.”
Cas kijkt zijn klasgenoten een beetje raar aan.
‘Wie gaat nu zingen als het niet nodig is.’
Juf Kitty Kikker heeft het viertal al zien aankomen door het grote raam en al zingend doet ze de deur open. Ze ziet en hoort Piepie Muis, Zus Konijn en Eekie Eekhoorn en een zwijgende en ook een beetje boos kijkende Cas de Muis.
Ze doet de deur wat verder open en de drie lopen zingend de klas in. De juf heeft de hand van Cas gepakt en loopt met hem naar voren waar de tafel staat waar alles op ligt wat er vandaag nodig is.
Ze geeft de klas een opdracht om uit het taalboekje de D, na te schrijven. Terwijl de leerlingen druk bezig zijn, praat ze even met Cas. Ze heeft gemerkt dat Cas zich niet zo op zijn gemak voelt de laatste tijd en ze wil graag weten waarom dat zo is.
“Zo Cas, vertel eens waarom je te laat bent vandaag.”
Cas vertelt wat er gebeurde onderweg en kijkt de juf niet één keer aan.
“Zou je het nog eens kunnen vertellen Cas, maar nu moet je mij aankijken.”
Cas kijkt de juf vreemd aan en zegt:
“Ik heb het u verteld en ook aan meester de Uil en dat vind ik genoeg.”
“Zo jongeman, vind jij dat? Ik vind dat jij dan straks maar eens moet nablijven en goed gaat nadenken waarom ik het daar niet mee eens ben. Ga nu maar gauw naar je plaats en begin aan de taalopdracht.”
Juf Kitty kijkt de jongen hoofdschuddend na.
Als de bel gaat, loopt juf naar Piepie en zegt:
“Ga jij maar naar huis, Cas moet nablijven.”
“Waarom moet hij nablijven juf?”
Vraagt Piepie verbaasd en kijkt naar Cas die heel erg uit het raam moet kijken.
“Ga nu maar naar huis Piepie.”
Zij duwt haar richting de deur.
Piepie vindt het maar raar, toch rent ze hard achter Zus en Eekie aan.
“Cas moet nablijven op school en wij mogen gewoon naar huis. Vreemd hé?”
De andere twee knikken en zwijgend lopen ze allemaal naar hun eigen huis.
Thuis vertelt Piepie het hele verhaal aan moeder die samen met haar een kop warme eikeltjesmelk drinkt.
“Ik snap echt niet waarom Cas moet schoolblijven mama, hij is gevallen en wij niet en hij draagt nu kleren van het jongste broertje van Eekie. O mama, ik moet even naar de ouders van Cas om te vertellen dat hij later komt.”
Voordat mama Muis iets kan zeggen rent Piepie zonder jas naar het huis van de buren. Maar daar zijn de deuren op slot en op haar bellen en kloppen wordt niet opengedaan.
Ondertussen in het klaslokaal.
Juf Kitty is tegenover Cas gaan zitten en kijkt hem aan, maar Cas kijkt naar het tafeltje en durft zich niet te bewegen.
“Cas jongen, wat is er toch met je aan de hand? Je was eerst zo vrolijk en deed leuk mee in de klas en de laatste week lijkt het wel of je iets dwars zit.”
Cas blijft zwijgen en kijkt nu uit het raam.
“Gaat het thuis niet goed?”
Cas kijkt haar verschrikt aan.
“Het gaat best goed met mijn moeder. Ze is maar een beetje ziek.”
“Och, lieve jongen, maak jij je zorgen om je moeder?”
Cas knikt zwijgend.
“Had dan wat gezegd jongen. Zo erg ben ik toch ook niet. Ik ben toch geen boevrouw.”
Cas moet nu toch wel glimlachen. Nee, juf is zeker geen boevrouw, hij vindt haar zelfs een beetje lief.
Hij vertelt dat zijn moeder ziek is en dat dokter Boskat bijna elke dag bij haar komt kijken.
“Ze heeft de Mensengriep en nu wil de koorts niet zakken. Papa en dokter Boskat maken zich erg zorgen.”
Juf kijkt de jongen liefdevol aan en aait hem over zijn bol.
“Cas toch, domme jongen, had toch wat gezegd. Vind je het een goed idee als we samen even bidden.”
De jongen knikt blij en opgelucht. Samen vragen ze de Schepper om hulp.
Daarna zegt de juf:
“Kom, dan breng ik je even op de fiets naar huis.”
Piepie ziet juf Kitty met Cas achterop de fiets aankomen over het gladde Hoofdpad. Zij wil nog roepen dat er niemand thuis is, maar dat hoeft niet want de deur gaat nu wel open. De vader van Cas kijkt verbaasd naar Cas en naar de juf. Dan gaan ze samen naar binnen.
Even later gaat de bel en staat juf Kitty Kikker voor hun deur. Ze vertelt over de ziekte van de moeder van Cas en ze zegt er ook bij dat het niet besmettelijk is. Moeder zegt dat ze warme eikeltjesmelk met haver naar haar brengen.
“s Avonds in bed vraagt Piepie:
“Kunt u nu ook ziek worden mama?”
Ze kijkt haar moeder een beetje angstig aan.
“Och kindje, natuurlijk kan ik ziek worden, want iedereen kan ziek worden, maar nu ben ik niet ziek. Wij moeten heel goed voor onze buurvrouw zorgen.”
Piepie knikt gapend en zegt:
“Ik zal Cas niet meer uitlachen als hij in de blubber valt.”
Met een glimlach valt ze in slaap.