Mattheüs 2:13-18
Wijze mannen uit het Oosten waren op bezoek geweest bij Jozef en Maria om het kindje Jezus geschenken te brengen. Nadat ze weg waren gegaan zag Jozef in zijn droom een engel. De engel zei: Sta op Jozef, neem Maria en het kindje Jezus mee en vlucht snel naar Egypte. Blijf in Egypte wachten totdat ik het zeg, want koning Herodes wil het kindje doden. Jozefstond snel op, hij was ineens klaarwakker en ik denk dat hij vast ook erg geschrokken was, want Jezus hun kindje was in gevaar. Het was nog midden in de nacht en terwijl de meeste mensen sliepen gingen Jozef en Maria met hun kindje snel weg uit Bethlehem, ze gingen op de vlucht naar Egypte en daar bleven ze natuurlijk wachten tot God zou zeggen dat het weer veilig was.
Herodes had intussen gemerkt dat de wijze mannen hem voor de gek hadden gehouden, want ze hadden beloofd om naar het kindje Jezus te gaan zoeken en als ze Hem gevonden hadden zouden ze het aan de koning komen vertellen. Ze hadden toch echt beloofd dat ze zouden zeggen waar ze het kindje gevonden hadden. Nou mooi niet dus, de wijze mannen waren niet teruggekomen bij de koning. De koning was heel erg boos, nu kon hij het kindje niet vinden, dus bedacht hij een heel gemeen en boos plan.
Hij liet alle kleine jongetjes doodmaken, wat een gemene koning. Hij dacht dat hij op deze manier ook het koningskindje, de zoon van God zou hebben gedood, maar dat had hij mooi mis. Gelukkig had God een veel beter plan en liet Hij Jozef enMaria op tijd vluchten naar een veilige plaats, ver weg van die boze koning Herodes.
Pas toen koning Herodes niet meer leefde kreeg Jozef weer een droom. In deze droom hoorde hij van God dat het weer veilig was omdat de koning niet meer in leven was. Snel gingen Jozef en Maria terug naar Israël. Dit keer gingen ze wonen in Nazareth.