Lucas 2:8-20
In de omgeving van Bethlehem waren herders in het veld. Zij hielden ’s nachts de wacht over de schapen. Terwijl ze op de kudde pasten stond er ineens een engel van de Heer bij de herders. Ze voelden de heerlijkheid van de Heer, ze voelden dat er iets bijzonders was en ze waren een beetje bang, maar de engel zei: Wees niet bang, want ik vertel jullie van grote blijdschap, blijdschap voor iedereen. Vandaag is de Heiland geboren, daarmee bedoelde hij het kindje Jezus. Hij noemde het kindje zelfs Christus de Here en hij vertelde dat zij dit kindje in de stad van David konden vinden. De engel vertelde niet alleen waar ze het kindje zouden vinden, maar ook hoe ze Hem daar zouden vinden. Hij zei dat ze het kindje in een kribbe zouden zien liggen, gewikkeld in doeken. Opeens kwam er ook nog een groot engelenkoor bij de engel. Wat bijzonder vind je ook niet? Allemaal engelen die God loofden en zij zeiden: Ere zij God in de hoge en vrede op aarde.
Toen de engelen weg waren besloten de herders om snel naar Bethlehem te gaan om te zien wat er gebeurd was en wat denk je, vonden ze Jezus? Ja natuurlijk, zij vonden Jozef en Maria en het kindje Jezus en zij vertelden aan hen wat ze meegemaakt hadden in het veld, van de engel en het engelenkoor. Iedereen die het verhaal van de herders hoorde was verbaasd en Maria helemaal. Maria luisterde heel goed naar de herders, ze wilde ieder woord horen en onthouden. Ze bewaarde het diep in haar hart.
Toen gingen de herders weer weg, ze brachten God alle lof om wat ze gehoord en gezien hadden. Het was precies zoals het aan hen verteld was door de engel. Het was een groot, een enorm groot wonder.