Het gebeurde heel lang geleden. Een klein ezeltje was helemaal alleen. Het had geen vrienden en verveelde zich vreselijk. "Ik wou dat er eens iets bijzonders gebeurde", zei het ezeltje, maar er gebeurde niets. Tot op een dag een belangrijk man, Keizer Augustus, een opdracht gaf aan alle mensen. "Ga naar je eigen stad en laat je naam inschrijven", zei hij. Vanaf dat moment waren de mensen in rep en roer. Ze pakten hun spullen in en gingen op reis. Ook Jozef en Maria moesten op reis. Ze moesten naar Bethlehem. "Kom", zei Jozef tegen Maria, "laten we maar snel gaan". Het ezeltje had alles gehoord, hij wilde mee, weg uit die saaie duffe stal. Hij maakte een paar bokkensprongen en rende de stal uit. "Ia," riep het kleineezeltje, "ik wil mee, klim maar op mijn rug.” En zo gingen ze op reis.

Jozef liep naast het ezeltje en Maria zat op z'n rug. Nu voelde het ezeltje zich niet meer alleen. "Ia, Ia, hoera;" riep de ezel blij. Vrolijk liep het ezeltje verder, maar het was een lange reis. Na een tijdje was het ezeltje niet meer zo vrolijk. Zijn kop zakte steeds verder naar beneden. "Pffft, wat ben jij zwaar zeg?" zei het ezeltje tegen Maria. Mopperend sjokte hij verder, hij had het allang door en begon te klagen: "Het is helemaal niet leuk om te reizen. Ik ben vreselijk moe en ik heb dorst. Ik wil niet meer." Stokstijf bleef de ezel staan en liet zich door zijn poten zakken. "Ik ga even uitrusten," zei de ezel en hij ging liggen op zijn buik. Maria stapte verschrikt van de ezel af. "Kom op" zei Jozef. Maar het ezeltje draaide zich om en ging op zijn rug liggen. Nu werd Jozef een beetje boos en hij pakte de ezel bij zijn staart. "Ia," verschrikt sprong de ezel overeind. Hij liet Maria op zijn rug klimmen en liep sjokkend verder. Sjok sjok sjok. "Zien jullie al iets," vroeg het ezeltjena een tijdje aan Jozef en Maria, maar hij kreeg geen antwoord. Jozef en Maria konden het ezeltje niet verstaan. Sjok, sjok, sjok. Het ezeltje liep puffend verder. "Ik zie een stad," riep Jozef blij, "Ik zie Bethlehem." "Ik zie het ook," zei Maria.Het ezeltje spitste zijn oren en keek goed om zich heen. "Ia, gelukkig daar is Bethlehem, eindelijk kan ik uitrusten, eindelijk kan ik slapen." Vrolijk begon hij te zingen, maar niemand die er aandacht aan schonk”.

Dat maakte het ezeltje niks uit, als hij maar kon rusten, maar het ezeltje moest geduldig wachten, want Jozef kon nergens een plekje vinden voor de nacht. Ze zochten en zochten en zochten..., maar alle slaapplaatsen waren bezet, er was alleen nog plaats in een stal. "Ia, in de stal?", riep het ezeltje vrolijk, "Geen probleem hoor, laat mij maar in die stal!" Maar Jozef moest er nog even over denken. "Wat is er mis met een stal?" vroeg het ezeltje verontwaardigd aan Jozef, maar Jozef ging er niet op in. Omdat er verder nergens plaats was gingen ze toch naar de stal om daar te overnachten. Opgelucht ging hetezeltje liggen. Hij viel al snel in slaap en snurkte vreselijk. Niet lang daarna schrok het ezeltje wakker. "Iaaaa, wat nu weer?", riep het ezeltje klagelijk, "Moeten we weer weg?" Hij begreep er niets van.. totdat hij zag dat er iets bijzonders gebeurde. Maria had namelijk een baby in haar buik, een hele kleine baby en deze baby had lang genoeg in haar buik gezeten, het was tijd om eruit te komen. Diezelfde nacht werd het kindje geboren. Het was een jongetje en hij werd Jezus genoemd. Het ezeltje keek vermoeid toe. "Ia, nu wil ik slapen", klaagde het ezeltje. Maar wat hij ook zei, het hielp niets.Het werd niet rustig. Jozef en Maria hadden het druk. Ze wikkelden de baby in doeken en legden het in een kribbe. Met grote ogen keek het ezeltje toe. "Een baby in een kribbe? Wat een wonder," mompelde het ezeltje, "Maar ik moet echt even slapen." De ezel ging liggen en deed zijn ogen dicht.

Tik, tik, tik. Er werd luid op de deur van de stal geklopt. Jozef opende verbaasd de deur. Voor de deur stonden drie wijze mannen. "We komen uit het oosten," zei één van de mannen. "We hebben kadootjes voor de baby." De ezel ging snel staan en wreef slaperig in zijn ogen. "Ia, hebben jullie ook kadootjes voor mij?" Alweer werd hij niet gehoord en hij kreeg helemaal niks. Het kindje Jezus kreeg mirre, wierook en goud. "Hoe bent U hier gekomen?," vroeg Jozef aan de wijze mannen. "Ia, dat zou ik ook wel eens willen weten," zei de ezel. "We hebben een hele bijzondere ster gezien," zeiden de mannen. Deze ster wees ons de weg naar deze baby, naar dit koningskind. "Ia, Ia, Koningskind? Laat me niet lachen zeg!" zei de ezel. Maar verschrikt hield hij zich stil. Er werd alweer op de deur geklopt. Er stonden enkele herders voor de deur. "Kom er maar in hoor," zei Jozef. Snel kwamen de herders naar binnen en liepen naar de kribbe. Daar knielden ze neer voorhet kindje Jezus. "Kijk," zeiden de herders, "Het kindje ligt in doeken gewikkeld en het ligt in een kribbe. Het is precies zoals de engelen het ons verteld hebben." "Welke engelen? Ik snap er niets meer van," mopperde de ezel. Toen vertelden de herders aan Jozef en Maria het hele verhaal. 
"We waren bij de schapen in het veld, ineens zagen we een engel. De engel zei dat de Heiland was geboren, Christus de Heer. Deze engel zei dat we het kind zouden vinden in doeken gewikkeld, liggende in een kribbe. Het klopt precies. Dit kindje is de Zoon van God. 

Met gespitste oren luisterde de ezel naar alle verhalen. Hij werd helemaal blij van binnen, ineens was hij de lange vermoeiende reis vergeten, want deze nacht had hij iets bijzonders meegemaakt. Hij had gezien hoe de Zoon van God, hetkindje Jezus, geboren werd. Vanaf die dag veranderde alles voor het ezeltje. Hij was niet langer alleen, hij droeg het kindje mee in zijn hart. Vanaf die dag kwamen alle dieren naar hem toe om naar hem te luisteren, want de ezel had een mooi verhaal, een bijzonder kerstverhaal en hij vertelde dit kerstverhaal aan iedereen, niemand uitgezonderd! 

(Dit verhaal heb ik verkleed in een ezelspak voorgelezen op het kerstfeest voor de kinderen. Ik speelde bepaalde dingen na, dus ik ging liggen op het podium enz. Dit kan dus alleen maar met een draadloze microfoon. Maar het ezelspak welke ik gemaakt had leek iets te echt waardoor een paar van de kleinste kinderen het toch wat eng vonden.)