Anita’s Kerstfeest ( Anita, moeder; Marit, dochter; Hans, schoonzoon; Joyce, kleindochter; Kevin, kleinzoon)
Anita staat voor de spiegel. Haar haar moet goed zitten. Ze heeft ook al mooie kleren aangetrokken en schone mooie kleren in de koffer gelegd. Bijna elke vijf minuten kijkt ze op de klok want ze wil beslist de trein niet missen. Ze gaat kerstfeest vieren, thuis bij haar oudste dochter. Dat is best spannend want ze heeft ze al twintig jaar niet meer gezien. Nou ja op die ene keer na dan tien jaar geleden toen haar man begraven werd. Toen was ze er wel, met haar man Hans maar zonder haar kinderen Die zijn nu al weer 15 en 18 jaar.
Een paar weken geleden belde ze zomaar op. ‘Mam, kom je de kerstdagen bij ons,’ zei ze, ‘we hebben een aparte logeerkamer voor je.’ Stomverbaasd was ze geweest, Anita. Marit, die haar moeder uitnodigt voor kerst! De laatste vijf jaar vierde ze kerstmis altijd alleen. Haar andere dochter was verhuisd, ver weg en heeft geen logeerkamer. Die spreekt ze wel vaak door de telefoon, maar dat is toch anders. Haar zoon is geëmigreerd naar Canada, die komt wel elk jaar een keer maar niet met Kerstmis. De kerstdagen van Anita zijn zo stil geworden de laatste jaren en dan belt Marit zomaar op en zegt ‘mam’, net als vroeger, zo gewoon.
Ze heeft zich geen moment bedacht. Meteen zei ze ‘ja ‘ toen haar dochter belde en nu staat ze zicht voor de spiegel mooi te maken voor de kerstdagen. Ze gaat naar haar dochter en schoonzoon Hans, en de kleinkinderen die ze nog nooit heeft gezien, Joyce en Kevin.
Haar gedachten gaan terug naar de tijd toen het mis ging. Marit was verliefd op Hans. Hij was een aardige jongen, maar zo anders, lid van een sekte. Wat die mensen geloofden wist ze niet precies maar ze vonden het alleen maar goed als je met de mensen omging die bij hun geloof hoorden. Marit was met Hans meegegaan maar al heel gauw zagen ze haar nooit meer. Dat mocht niet meer van hun geloof. Bij de begrafenis van Marits vader was alles zo kil geweest. Ook met haar broer en zus wilde ze toen niks te maken hebben.
En nu dit. Na tien jaar. Ze heeft maar niet gevraagd waarom dit allemaal zo ineens veranderde. Ze is alleen maar blij. In de stem van Marit horde ze terug zoals ze vroeger was, spontaan en lief.
Op tijd is Anita bij de trein. Ze heeft wel drie keer gekeken of ze alles in haar tas had om te gaan logeren. Hoewel er sneeuw was voorspeld, is die er nog niet, daarom is de trein gelukkig op tijd. Ze komt ook op tijd aan op het station van de stad waar haar dochter woont. Als ze uitstapt, ziet ze Hans al staan. Die zou haar ophalen en er staat een jongen bij. Dat moet Kevin zijn!
Ze loopt naar Hans toe die een andere kant uitkijkt en zegt: ‘hier ben ik!’ Hans had haar niet zien aan komen en kijkt verschrikt: ‘hallo moeder’, ik zag u niet tussen al die mensen. Kijk, dit is Kevin. Hij duwt zij zoon naar voren. De jongen geeft haar spontaan en zoen op haar wang. Er komt een traan van blijdschap in haar ogen.
Met de auto gaan ze naar het huis van haar dochter. Daar is Marit en ook Joyce. Ze is echt blij dat ze er is. Het is er gezellig. Ook Marit geeft haar moeder een zoen, en Joyce geeft haar een hand. Die oma is immers een vreemde voor haar.
‘Niet huilen nu, blij zijn!’ denkt Anita. Haar dochter neemt haar mee naar de logeerkamer en daar zet ze haar koffer neer. ‘Een fijne Kerst,’ zegt ze nog.
In de huiskamer praten ze nog wat over oppervlakkige dingen. Ondertussen maakt Marit een eenvoudige maaltijd klaar. Als ze de maaltijd op hebben, zegt Marit ineens: ‘Weet je, mam, (ja, ze zegt weer mam) wat ik wel zou willen vanavond?’
‘Nee, hoe kan ik dat nou weten, meisje’, zegt ze.
‘Ik zou het fijn vinden als we vanavond naar de kerstnachtdienst in de kerk gaan.’
Anita weet dat het lang gelden is dat ze dat deed en ze wil bijna vragen: ‘waarom dan?’ Dat slikt ze nog net in. Ze zegt allen maar: ”Daar ben ik na de dood van je vader ook niet meer geweest, ik kon het gewoon niet, moest dan ook altijd alleen gaan hè.
‘Ik heb het er al met Hans over gehad hoor en die wil ook en Joyce en Kevin willen ook wel een keer meegaan. In de buurt hier staat een kerk waar vanavond dienst is, om negen uur al dus dan wordt het niet zo laat. We kennen daar wel een paar mensen en die zijn altijd heel enthousiast. Vanavond zingt er ook een jeugdkoor. Samen van die bekende kerstliederen zingen is toch ook leuk ?’
Anita weet er niet zo goed raad mee. Dit is wel heel anders dan ze zich had voorgesteld, maar als ze alle vier meegaan dan wil ze wel. Dan zit ze daar ook niet zo alleen. ‘We doen het,’ zegt ze tegen haar dochter, ‘het lijkt me leuk en het hoort echt bij Kerst.’
Als ze naar buiten gaan, zien ze dat het al een poosje sneeuwt. De straten zijn wit maar er zijn nog maar weinig voetstappen in. Het is nog echt een witte kerst. Ruim voor aanvangstijd zijn ze in de kerk en hebben een plaatsje bij elkaar, met zijn vijven op een rij. Als de dienst begint zien ze dat er heel wat meer mensen zij gekomen. De lichtjes in de kerstboom twinkelen op de zilveren bollen. Er heerst een feestelijke stemming onder de mensen, dat voel je zo. Er hangt ook een engel in de kerstboom, die is gemaakt door een van de leden van de kerk. Anita kijkt naar haar kinderen en denkt: zo is het goed. Samen zingen ze Stille nacht, en Nu zijt wellekome en andere bekende kerstliederen en natuurlijk Ere zij God. De dominee leest het Kerstverhaal en zijn preek gaat over Johannes 3: 16
Want zozeer heeft God de wereld liefgehad dat hij de Zoon, de eniggeborene,
gegeven heeft,- opdat ieder die in hem gelooft niet verloren zal gaan
maar eeuwig leven mag hebben.
Ze luistert aandachtig en als ze opzij kijkt ziet ze dat ook Marit en Hans geïnteresseerd luisteren, ze drinken de woorden bijna in! Bij haar dochter denkt ze zelfs een traan te zien.
Als ze kerk weer uitgaan, sneeuwt het nog steeds een beetje. Om elf uur zijn ze weer thuis. ‘Willen jullie wat drinken?’ vraagt Marit
‘Geef mij maar een wijntje, een witte als je dat hebt.
‘Ja hoor. Hans. schenk jij even wat in!’
Zo zitten ze nog een poosje met zijn vijven gezellig bij elkaar.
Na een poosje zegt Marit: ’Mam, ik moet je wat vertellen’.
‘Zeg het maar, kind’
‘Wij zijn weg bij de geloofsgroep van Hans. Al een paar jaar.’
‘Waarom dan?’
‘Er was ruzie gekomen onderling en toen zij er twee groepen apart verder gegaan en die bleven elkaar zwart maken. Wij wisten niet met welke groep we moesten meegaan. Toen lagen we er natuurlijk helemaal uit. Maar het kan toch niet als je eerst alles samen doet dat je dan zegt dat de ander het helemaal niet goed doet. Toen hebben we besloten er een punt achter te zetten. Joyce en Kevin waren er ook blij mee. En toch: we misten veel. Ineens hadden we geen vrienden meer en ook geen geloof. Dat wilden we anders. We wilden een nieuwe start maken en daarom hebben we u uitgenodigd te komen en wilden we ook zo graag samen naar de kerk, met u. Beetje terug ook naar vroeger, wilde ik.
Wat voelt Anita zich blij van binnen. Weer samen met je kinderen en kleinkinderen. Gewoon weer kunnen bellen en elkaar zien! Wat een kerstcadeau.
En Marit gaat verder: ‘Toen we in de kerk waren, al dat mooie uit de bijbel, over de liefde van God die zijn Zoon heeft gestuurd, toen wisten we: zo is het goed. De wereld dat zijn alle mensen, niet alleen een bepaald volk of een eigen bedachte groep. Over onze grenzen heen, heeft God nog lief. Wij hadden die kerkdienst nooit willen missen! Zelfs Joyce en Kevin zeiden op weg naar huis: ‘zo is het fijn’.
Anita pinkt een traan weg. Ze nemen nog een glaasje wijn en dan is het tijd om te gaan slapen. Op de logeerkamer trekt ze haar nachtgoed aan. Hier mag ze zich ook thuis weten. Nog even schuift ze de gordijnen open en ze ziet de heldere sterrenhemel die straalt boven de versgevallen sneeuw. Ze ziet zelfs een heel heldere ster, die staat daar vast uit naam van God speciaal voor haar: zo is het goed, vrede op aarde en vrede in je hart.
© F.A. den Harder