Piepie Muis woont in het Grote Hazelbos met pappa Muis en mamma Muis. Ze wonen in een dikke boom met een piepkleine voordeur en ook piepkleine raampjes. Als je langs loopt, zie je het niet, maar het is er wel.
Naast die boom staat een rode paddenstoel, zo’n echte mooie paddenstoel met heel veel witte stipjes. Misschien heb jij die boom met die mooie rode paddenstoel weleens gezien.
Piepie is een echte bosmuis en is nog nooit buiten het Grote Hazelbos geweest, o ja, één keertje, toen haar vriendje Keessie Scharrelmuis ging verhuizen naar het Grote Eikelbos. Dat ligt nog veel verder dan het Kleine Eikelbos. Nu staat het huis van Keessie al heel lang leeg.
Het is de dag voor Kerst en dan is er geen school. Pappa Muis is naar het Sparrenbos om een boom te halen bij de bomenboer. Piepie verveelt zich.
Hé, wat ziet Piepie daar aankomen rijden, een hele grote vrachtauto, zo’n mooie rode vrachtauto en die stopt voor het huis waar Keessie Scharrelmuis heeft gewoond.
Piepie is erg nieuwsgierig en vertelt aan mamma wat er is gebeurd en dat ze even gaat kijken. Ja, je moet altijd even zeggen tegen mamma of pappa wat je gaat doen. Uit de auto stappen vier sterke konijnen en drie roodachtige muizen in prachtige jassen. De konijnen gaan meteen de auto openmaken en daar komen toch mooie meubels uit, zulke mooie meubels heeft niemand in het Grote Hazelbos. Zelfs mijnheer de Uil niet die hoofd van de school is of tante Clara Koe die een winkel heeft.
O, Piepie is zo nieuwsgierig dat zij op de jongen afstapt en zegt: “Hallo, ik ben Piepie Muis en wie ben jij?”
“Ik ben Casimir de Muis,” zegt het muisje en kijkt verwaand naar Piepie.
“O, dan noem ik jou Cas,” zegt Piepie.
Cas de Muis loopt naar binnen zonder Piepie aan te kijken.
“Mijn naam is Casimir en ik luister niet naar Cas”.
Inmiddels is vader thuisgekomen met een mooie boom.
“O pappa, wat een mooie boom.” kraait Piepie van plezier. De buren zijn vergeten. Samen met pappa en mamma wordt de boom omgetoverd in een echte kerstboom.
“Nu is het pas echt Kerstmis.” zegt Piepie en kijkt op zijn knietjes met open mond naar de versierde boom.
“Kom eens even bij me op de bank zitten, dan vertel ik jou iets over Kerstmis.”
Moeder is op de bank gaan zitten en klopt uitnodigend naast haar op de bank.
“Ik ga naar de koorrepetitie,” zegt vader, “want vanavond moeten we zingen en mijnheer de Uil is best streng.”
Vader is tenor in het Groot Hazelbos Kerkkoor van de Alle Dieren Kerk in het centrum van het Grote Hazelbos.
Mamma knikt en kijkt naar Piepie die tegen haar aan is gekropen.
“Piepie, ik ga je nu een verhaal vertellen dat heel lang geleden gebeurd is. In die tijd leefde Gabriëlla, een ver familielid zoiets als de moeder van mijn moeder maar dan veel en veel ouder. Zij woonde in Bethlehem in een oude dierenstal. Er was daar genoeg eten en dichtbij was ook een herberg waar haar man Levi werkte in de keuken.”
Piepie zat met grote oren te luisteren naar haar moeder.
“Op een avond kwamen er een man en vrouw de stal binnen en gingen op de strobalen zitten die daar lagen voor de dieren die daar in de stal beschutting zochten zoals Ossie de Os, Balkie de Ezel en de pony’s Carla, Flip, Sara en Joep die in de wei voor de stal rondliepen. In het dak van de stal zat een groot gat en daar kwam veel kou door naar binnen. De man noemde de vrouw Maria en de vrouw zei Jozef tegen de man. Opeens begon Maria zacht te kreunen en er scheen veel helder licht door het gat naar binnen. Dat licht was zo mooi, zo helder en zo fel dat Gabriëlla en de andere dieren even niets zagen en de pony’s in de wei onrustig begonnen te hinniken. Ze hoorden een zacht gehuil en toen ze aan het licht gewend waren, zagen ze een kind in een voederbak liggen. Maria had het kind in doeken gewikkeld. Voorzichtig kwamen Ossie, Balkie, nieuwsgierige Carla Pony dichterbij en ook Gabriëlla stond bij de voederbak naar het kind te kijken die daar badend in het licht lag.
Ze hoorden schuifelende voeten en de deur van de stal ging open en de herders van de verre velden kwamen binnen gelopen. Ze vielen op hun knieën en gingen het kind aanbidden. Wat was er aan de hand? In de loop van de nacht en de volgende dagen kwam Gabriëlla er achter dat het kind Jezus heette en hij de Verlosser was waar de hele wereld op had gewacht. Het kind was de Zoon van God de Schepper van alles wat leeft op deze aarde.
Ja Piepie, dit verhaal is waar gebeurd. Gabriëlla heeft het verder verteld aan haar kinderen en kleinkinderen en die vertelden het ook verder. Uiteindelijk vertelde oma Miriam het aan mij en ik vertel het nu aan jou zodat jij het later ook verder kan vertellen. Zo nu ga jij even een uurtje slapen want vanavond gaan wij met z’n allen naar de Alle Dieren Kerk om te vieren dat in die nacht heel lang geleden Jezus, de Zoon van God is geboren.”
Mamma pakt Piepie op en legt haar voorzichtig in haar bedje. Piepie slaapt al voor haar hoofdje op het kussen ligt.
Het pad naar de Alle Dieren Kerk is feestelijk verlicht als Piepie en haar ouders naar buiten komen om naar de kerk te gaan. Opeens rent Piepie naar het huis van de buren en klopt op de deur. De vader van Cas de Muis doet open en kijkt verbaasd naar Piepie; die zegt dat alle dieren van het Hazelbos gaan vieren dat Jezus in deze nacht is geboren. De vader van Cas doet de deur dicht en Piepie loopt terug naar zijn ouders.
“Waarom moest jij bij de nieuwe buren op de deur kloppen.” vraagt pappa een beetje boos. Ze lopen al door het verlichte pad op weg naar de kerk.
“De kerk heet Alle Dieren Kerk en wij vieren dat Jezus werd geboren en als die kerk voor alle dieren is, horen de buren er ook bij.”
Piepie kijkt eerst naar haar vader en dan naar haar moeder die liefdevol over Piepie’s bolletje aait.
In elke boom langs het pad zitten vuurvliegjes en zingen zachtjes: "Komt allen tezamen, jubelend van vreugde."
Op weg komen ze nog meer dieren tegen die naar de kerk gaan. Iedereen die langs loopt, zingen zachtjes het kerstlied mee.
In de kerk is het al aardig vol. Vader loopt meteen door naar het zangkoor die al klaar is gaan staan voor het eerste lied. Na het eerste lied komt Jopie Kraai, de voorganger binnen en groet iedereen die in de kerk is. Ze zingen en ze bidden en net als mijnheer de Kraai aan de preek wil beginnen, gaat de kerkdeur open en komt Cas met zijn ouders binnen. Ze blijven, duidelijk niet op hun gemak, bij de deur staan. Piepie staat op en loopt op de drie af en zegt:
“Kom maar bij mamma en mij zitten. Ik heb drie plaatsen vrij gehouden.”
Piepie loopt naar de bank waar haar moeder zit en Cas en zijn ouders lopen achter haar aan en knikken zenuwachtig naar de nieuwsgierige dieren en gaan naast Piepie zitten.
Mijnheer de Kraai heeft een mooie preek en op het laatst zegt hij:
“Jezus is ook voor u, voor jou en voor mij geboren. Hij veegt uw hart schoon met Zijn Liefde. Amen”
Het koor zingt nog een paar liedjes en dan gaan de dieren de kerk uit waar de vuurvliegjes al wachten. Onder het zingen van Stille Nacht, Heilige Nacht gaan alle dieren naar huis. Op elke schouder zit een vuurvliegje waardoor het hele bos mooi verlicht wordt.
‘Jezus, kan nu komen’ denkt Piepie, ‘er is licht genoeg.’
Het werd een heel gezellig kerstfeest in het Hazelbos en Cas en zijn ouders kwamen zich ook nog even voorstellen. O ja, Casimir de Muis heet nu gewoon Cas.