'Ik ga wat aan mijn conditie doen,' zei de ezel opeens. 'Wat?' vroeg het schaap. 'Ik ga wat aan mijn conditie doen,' herhaalde de ezel. 'Wát?' vroeg het schaap nog een keer. 'Wát ga je aan je conditie doen?' 'O… uh … in conditie brengen,' zei de ezel toen maar. 'Ben je iets van plan?' vroeg het schaap. 'Nou, je weet nooit,' antwoordde de ezel. 'Maar waarom ga je ineens iets aan je conditie doen?' vroeg het schaap verwonderd. 'Waarom zou ik niet iets aan mijn conditie gaan doen?' vroeg de ezel terug. 'Omdat je nog nooit iets aan je conditie hebt gedaan,' zei het schaap beslist. 'Nou, en?!' vroeg de ezel. 'Je gaat toch niet zomaar iets aan je conditie doen,' zei het schaap nog iets beslister. 'Waarom niet?' 'Daarom niet!' 'Maar als ik dat nou leuk vind,' opperde de ezel. 'Dat vind jij niet leuk,' gaf het schaap terug. 'Hoe weet jij dat?' vroeg de ezel trots. 'Omdat ik je al langer ken dan vandaag,' antwoordde het schaap betweterig. 'Wat bedoel je dáármee?' vroeg de ezel gekrenkt. 'Ik bedoel ermee dat ik je al jaren ken en dat iedere keer je maar iets hebt moeten doen van werken of wandelen of reizen of dragen dat je gemopperd en gebalkt hebt van heb ik jou daar en dat je altijd alles te veel vindt en te zwaar en dat je steeds beweert dat je achteraf vreselijke spierpijn hebt en dat je -' 'Juist!' onderbrak de ezel. 'Wat 'juist'?' vroeg het schaap verstoord. 'Ik wil nu eens een keer wat aan mijn conditie doen zodat ik niet zo'n vreselijke spierpijn krijg van iedere keer dat ik wat moet doen. Ik ga trainen.' 'Ja, ja,' zei het schaap. 'En dat houd je dan drie dagen vol totdat je van het trainen alleen al vreselijke spierpijn hebt en dan zul je zien dat je juist op dat moment iets moet en dat het niet gaat.' 'Ja, maar ik wil er nu een keer op voorbereid zijn,' zei de ezel. 'Waarop voorbereid?' vroeg het schaap. 'Op een lange reis,' zei de ezel. 'Jij op lange reis?!' zei het schaap hoofdschuddend. 'Jij bent nog nooit verder gekomen dan het volgende dorp en nu begin je over een lange reis? Volgens mij ben je aan vakantie toe.' 'Ja,' antwoordde de ezel alsof hij het zelf bedacht had. 'Ik ga misschien op vakantie, op een lange vakantiereis.' 'En waar gaat de reis naar toe?' vroeg het schaap plagend. 'Naar … naar … naar Bethlehem!' antwoordde de ezel. 'Zo!' antwoordde het schaap op zijn beurt, zogenaamd onder de indruk. 'En enig idee waar Bethlehem ligt of hoe ver dat is of hoe je daar komt en waarom je daar nou naar toe wilt?' Nee, dat wist de ezel allemaal niet. Hij had alleen Jozef iets over Bethlehem horen zeggen en dat ze ernaar toe moesten en de ezel dacht dat Maria iets over de ezel had gezegd, al was hij daar niet zo zeker van, maar het leek de ezel dat het waarschijnlijk nogal tamelijk ver was en dat hij nu eens een keer erop voorbereid wilde zijn en dat het bovendien geen kwaad kon om af en toe wat aan je conditie te doen, al wist hij niet zeker of hij daar echt zin in had en of hij het zou volhouden, en het was wel vervelend van het schaap dat hij zo negatief deed, hoewel het allemaal wel een beetje klopte, maar ook niet helemaal, dacht de ezel, maar in ieder geval wilde de ezel het nu toch wel een keer proberen om er eens een keer op voorbereid te zijn.

 Uit: Kerstboodschappen van Martin Walton