Daar staat ze dan, dat kleine meisje met haar heldere blauwe ogen, ze kijkt omhoog naar haar grote sterke broer. In haar handjes houdt ze een klein kartonnen doosje, voor jou, zegt ze vrolijk, omdat ik je leuk vind. Jarik kijkt naar beneden naar het doosje in haar hand: Wat moet ik daarmee moppert hij, het is van karton en er zit niks in. De blauwe ogen vullen zich met tranen: Maar het is speciaal, er is er maar één van en ik heb het helemaal alleen voor jou gemaakt. Jarik slaakt een diepe zucht: Ach toe maar dan, geef maar hier, maar ik wil er wel iets in, iets om op te eten, iets lekkers. Beloofd, zegt Marloes, beloofd, van mij krijg je iets lekkers, maar je moet er wel iets voor doen, kom mee. Ze grijpt de hand van haar broer en trekt hem mee. Waar gaan we heen, bromt Jarik, ik moet nog van alles doen, ik heb huiswerk, ik moet mama nog helpen, ik heb eigenlijk helemaal geen tijd. Je moet er wel iets voor over hebben, zegt Marloes, je wilt toch wat lekkers, nou kom mee dan....
Jarik weet het wel, het is zijn eigen schuld, als hij iets in het bakje wil zal hij er iets voor moeten doen, maar waar wil ze met hem heen? Vertel waar we heengaan, roept Jarik, vertel, onmiddelijk, ik wil het nu weten. Marloes schudt haar hoofd, niks ervan, zegt ze, het is geheim en het blijft geheim, je ziet vanzelf waar je uitkomt, maar het is er heerlijk, je kunt er lekker eten vinden en genieten. Vertrouw mij maar, het is echt waar.Als ze even later de straat uitlopen, het park doorgaan, en vlakbij de spoorbaan komen weet Jarik al waar ze heen wil. Oh nee hè, ik weet het al, jammert hij, we gaan naar de bramenstruiken vlakbij de spoordijk, laat maar, laten we teruggaan dit heeft geen zin. In de bramen zitten soms wormpjes en de struiken prikken in je benen. Ja ho eens even, roept Marloes verontwaardigd, je krijgt het niet maar zo, je moet er echt iets voor doen, maar als je dat gedaan hebt kun je smullen... echt waar! Jarik wil weglopen maar hij weet dat zijn zusje niet op zal geven, ze zal net zolang doorzeuren tot hij middenin de struiken staat te plukken. Terwijl Jarik heel voorzichtig, stapje voor stapje langs de struiken loopt gaat Marloes voorop, ze stampt met haar voetjes op de lange takken van de bramen die alle kanten op groeien, ze is niet bang. ze weet wat ze wil, ze moet die bramen hebben, de grootste die er zijn. Even later kijkt ze achterom waar Jarik blijft, hij staat gebukt en kijkt naar zijn benen, hij wijst naar een klein miezerig schrammetje: Moet je nou zien, mompelt hij, moet je zien een hele kras. Marloes schiet in de lach, dat stelt niks voor, zij heeft zelfs bloed op haar linkerbeen. Jarik je stelt je aan, zegt ze lachend, kom we gaan plukken, geef me je bakje. Als Jarik het bakje aangeeft duurt het niet lang voordat het vol zit met heerlijke grote bramen. We zijn klaar, zegt Jarik, kom we gaan naar huis. Maar Marloes heeft nog geen zin, ze heeft haar zinnen gezet op een grote braam helemaal bovenin de struik. Die wil ik hebben, die. Ze wijst met haar vinger naar de top van de struik, daar helemaal bovenaan hangt een enorme heerlijk uitziende braam. Haal die braam voor mij eruit, roept ze enthousiast, ze kijkt vol vertrouwen naar Jarik, je kunt het Jarik, jij kunt het. Jarik loopt wat dichter naar de struik toe en rekt zich helemaal uit, maar hij kan er niet bij, het is te hoog, veel te hoog. Jij ook altijd met je grapjes, zegt hij tegen zijn zusje, jij denkt veel te gemakkelijk, maar dit gaat niet lukken. Natuurlijk wel roept Marloes, je kunt het, je kunt het, echt waar. Doe het dan zelf, als je het zo goed weet. Jarik probeert om in de struiken te gaan staan, zijn benen komen onder de krassen, zijn armen inmiddels ook, hij zoekt naar iets om op te staan, maar hij ziet niks. Waardeloos, waardeloos gedonder zegt Jarik. Bekijk het maar, ik ga weg, aan jou heb ik niks, je geeft alleen maar opdrachten, maar zelf kun je er ook niet bij, hij draait zich om en loopt terug richting het park. Stop Jarik, stop nou. Marloes haar stem klinkt verdrietig. Stop we kunnen het toch samen doen? Jarik blijft staan, hij kan Marloes niet alleen achterlaten daarvoor is ze nog te klein, hij luistert naar haar woorden. Samen? Samen? Hand in hand zeker? Marloes wordt boos, nee natuurlijk niet, niet hand in hand, maar ik kan toch op jouw schouders klimmen, als jij mij draagt dan kan ik er misschien bij en hebben we alsnog die dikke braam, de dikste van allemaal, help je mee? Jarik zucht nog eens diep, zusjes.... soms wordt hij er helemaal gek van. Hij loopt met Marloes terug naar de struiken en tilt haar op zijn nek, daar zit ze dan, hoog op de schouders van haar grote broer en als ze haar handjes uitstrekt en zich zo ver mogelijk uitrekt lukt het haar om de grote dikke braam te pakken en voordat Jarik ook nog maar iets kan zeggen heeft ze de braam al in haar mond. Hmmmm heerlijk, zegt ze. Ze lacht hard, maar Jarik lacht niet meer. Hij heeft zijn benen stuk, hij heeft zijn armen onder de krassen en dan als hij zijn kleine maar toch zware zusje gedragen heeft en zelfs moe ervan is geworden peuzelt zij de lekkerste braam op? Hij zou toch iets lekkers krijgen? Ze had het immers aan hem beloofd?
Dom kind, roept Jarik, nu eet jij de lekkerste braam, we kwamen hier immers voor mij? Marloes moet lachen, ik heb je wel geholpen zegt ze en dus had ik die braam dik verdiend. Maar ik vind je een super broer, je bent speciaal en je doosje is helemaal gevuld met bramen, de lekkerste die ik kon vinden en die ene was als beloning voor mij omdat ik je heb geholpen. Hoofdschuddend loopt Jarik naar huis, zijn kleine zusje sleurt hij mee, ze lacht en zingt, ze is blij, maar Jarik moppert, als mama dit hoort, als papa dit hoort. Ja even later horen ze het en ze moeten er toch een beetje om lachen. Bij de spoordijk mochten de kinderen niet eens komen, dat was niet leuk, daarvoor kregen ze toch straf, maar het verhaal van het zoeken naar iets lekkers voor in het speciale bakje en de belofte op iets heerlijks en dan toch er iets voor moeten doen, de schrammen die het hun opleverde, de pijnlijke krassen, het hoorde er allemaal bij, maar uiteindelijk konden ze heerlijk genieten van die lekkere zoete bramen.
En weten jullie wat zo bijzonder is? In de bijbel staan veel verhalen van mensen die op weg gingen, op weg naar land wat hun beloofd was door de Here God. Onderweg gebeurde er van alles, de mensen klaagden net als Jarik, ze vonden het niet leuk dat het soms toch moeilijk was om iets te krijgen wat ze graag wilden, het ging niet vanzelf, maar uiteindelijk gebeurde het wel, uiteindelijk vonden ze het beloofde land, uiteindelijk kregen ze land waar Melk en Honing te vinden was, waar het goed was en het was de moeite waard om de reis naar dat land te maken. En de mensen die het dat land gevonden hadden, die hadden gezien hoe groot God was en wat Hij allemaal voor hun wilde doen en ze gingen het vertellen, het delen met anderen, iedereen moest het weten God is groot en God belooft ons iets goeds, iets geweldigs een land waar we eeuwig mogen wonen, jij ook.