Nanananana..... Ja daar begon het al mee, met uitgestoken tong stond Natasja voor haar vriendje Joas. Ze zat hem gewoon uit te lachen, haar tong hing zover uit haar mond dat Joas haast kon zien wat ze gegeten had. Hij werd er vreselijk boos om en tegelijk ook verdrietig, want eigenlijk deed ze het omdat hij per met zijn fiets de stoeprand had geraakt en was gevallen, hij kon er niks aan doen. Nou ja natuurlijk had hij beter uit moeten kijken, maar het was niet met opzet, hij wilde het eigenlijk helemaal niet, het was dom en onverstandig om zo dicht bij de stoeprand te fietsen, maar iedereen maakt toch wel eens een foutje? Dan ga je iemand toch niet uitlachen? Hij roept boos tegen zijn vriendin: Je bent mijn beste vriendin, dat doe je toch niet, je lacht iemand toch niet zomaar uit en dan ook nog eens de tong uitsteken? Ik vind dit niet leuk, ik vind dit helemaal niet leuk. Met tranen in zijn ogen loopt hij naar zijn fiets, hij pakt het stuur vast, trekt de fiets omhoog en net als hij weg wil fietsen, komen er ook nog een paar lelijke woorden uit de mond van Natasja. Stomkop, zegt ze, moet je maar niet zo dom zijn, je kijkt nooit goed uit, je bent altijd aan het klooien, je doet zo vaak domme dingen, ik ken je toch. Au dat doet pijn, niet aan de buitenkant van Joas, maar diep van binnen. Huilend fietst hij weg, hij kijkt zelfs niet meer om, in de verte hoort hij nog de stem van Natasja: Nanananana.... Hij weet wel dat ze haar tong uitsteekt, hij weet ook wel dat ze soms wat gemeen kan zijn, maar eigenlijk is ze toch zijn beste vriendin, vaak ook heel lief, ze zou alleen eens wat beter op moeten passen, opletten wat ze doet, wat ze zegt en hoe ze haar tong gebruikt. Want haar tong, als ze die uitsteekt dan is het net een slang die even probeert om met zijn tong een prooi te vangen, alsof ze je wil verslinden. Dat kan niet, mompelt Joas, dat kan niet. Je mag gerust iets zeggen en gerust eens vinden dat iemand dom heeft gedaan, maar je moet wel oppassen hoe je het zegt en of je iemand niet heel erg pijn doet. Mopperend komt hij thuis, hij heeft de tranen nog in zijn ogen, hij gaat nooit meer met Natasja spelen, nooit meer...!
Binnengekomen vraagt moeder: Wat is er met jou aan de hand. Je knie is helemaal geschaafd en je kijkt alsof je door valse honden aangevallen bent. Joas moet er haast om lachen, ja mama heeft wel een beetje gelijk, hij kijkt niet blij en hij is super teleurgesteld en dat allemaal door het vallen met de fiets en het tong uitsteken en de lelijke woorden van Natasja. Laat maar, zegt Joas, het doet er niet meer toe, ik ben gewoon gevallen omdat ik te dicht bij de stoeprand reed en Natasja vond dat schijnbaar erg dom en tegelijk ook heel grappig, ze zei zelfs Nanananana. Joas steekt zijn tong zo ver mogelijk uit, om aan mama te laten zien hoe het ongeveer ging. Wauw, zegt mama, jij hebt een lange tong en als je zo doet werkt het bijna als een mes, een mes die even steekt. Ja precies, zegt Joas, zo voelde het ook, het deed pijn van binnen en nu zijn we geen vrienden meer. Maar je kunt het toch uitpraten, je kunt toch aan haar vertellen wat je ervan vond en hoe het voelde. Dat kan, zegt Joas, dat kan.... maar dat ga ik niet doen, beslist niet. Laat haar maar even voelen hoe onverstandig ze is geweest.
Mama haalt haar schouders op en loopt naar de keuken, zelf weten, mompelt ze, ik bemoei me er niet mee.
Even later gaat de bel, mama loopt naar de deur en doet open, voor de deur staat Natasja, ze kijkt alsof er niks gebeurd is. Is Joas al thuis? vraagt ze, ze kijkt wat ongeduldig en het lijkt alsof ze wat zenuwachtig is, ze wiebelt namelijk met haar benen. Ja die is thuis, zegt mama, ik zal hem roepen, maar ik weet niet of hij je wil zien. Maar ze heeft het amper gezegd of Joas komt aangelopen, doe die deur maar weer dicht, zegt hij boos, hij duwt mama aan de kant en wil de deur dichtgooien, maar Natasja doet snel haar voet tussen de deur. Wacht even, zegt ze verontwaardigd, laat me eerst even wat zeggen. Je hebt voorlopig meer dan genoeg gezegd, roept Joas boos, meer dan zat, en voordat mama en Natasja het in de gaten hebben heeft Joas Natasja een harde klap in het gezicht gegeven, ze schrikken ervan. Natasja grijpt met haar handen naar haar gezicht, de tranen springen in haar ogen en ze doet haar mond open om iets te zeggen, maar Joas is haar nog net voor: Nanananana, hij steekt zijn tong zo ver mogelijk uit zijn mond, draait zich om en loopt weer naar binnen. Maar dat gaat zomaar niet, mama is vreselijk boos, dit kan toch niet de bedoeling zijn. Je geeft Natasja niet eens de kans om te zeggen wat ze komt doen, roept mama hem achterna, besef je wel hoeveel pijn je haar nu hebt gedaan? Ja hoor, dat weet ik best, roept Joas terug, dat is pijn aan de buitenkant, maar haar lelijke woorden deden pijn aan de binnenkant. Heel veel pijn, eigenlijk zou ik haar nog een klap moeten geven, zo hard, tot ze erbij omvalt. Moeder schrikt van de lelijke uitspraken van Joas, dat kan toch niet, je mag geen kwaad met kwaad vergelden, als iemand je pijn doet is het niet de bedoeling dat jij die ander ook pijn doet, zegt mama. Je moet vergeven, het uitpraten, je kunt haar toch vertellen hoe het voelde? Alles kan, roept Joas, maar ik moet er heel goed over nadenken. Laat me maar even.
Geen haar op mama's hoofd die eraan denkt om hem die tijd te geven, ze laat Natasja gewoon binnen komen, dit geruzie moet maar eens afgelopen zijn, ze weet hoe leuk die twee altijd met elkaar spelen, dus nu moeten ze het gewoon uitpraten en het liefst zo snel mogelijk.
Joas staat met zijn gezicht naar de muur en zijn rug richting de kamerdeur. Natasja staat in de deuropening en kijkt alleen maar naar beneden, haar hand heeft ze nog steeds op haar zere wang. Ze kijkt verdrietig en zegt: Waarom deed je dat nou? Waarom? Ik kwam toch sorry zeggen? Joas blijft boos naar de muur kijken: Sorry? Sorry? Dat heb ik anders niet gehoord. Dat klopt, mompelt Natasja, ik kreeg immers de kans niet om te praten, toen had je me al geslagen, maar ik wilde echt sorry zeggen voor mijn lelijke woorden. Mijn moeder zei tegen me: Je moet je leren beheersen, denk toch eens om die scherpe tong van je, je zegt zulke nare dingen tegen anderen, dat doet pijn en dat is niet wat de Here God wil. Mijn moeder heeft gelijk, ik vond het zo grappig om te zien hoe je keek toen je bij die stoeprand viel dat ik even vergat om op mijn woorden te letten. Het ging haast vanzelf, het floepte er maar zo uit. Maar ik heb er goed over nagedacht en heb een heleboel spijt, superveel spijt. Sorry Joas, je bent mijn beste vriend, sorry, ik zal beter op mijn woorden letten. Daar geloof ik niks van, mompelt Joas, hij draait zich voorzichtig om, je zegt altijd belachelijke dingen, heel vaak. Au dat doet pijn, roept Natasja, ze kijkt alsof ze enorm veel pijn heeft, ze legt haar hand op haar hart, au au au. Joas schiet in de lach, eigen schuld moppert hij, dat heb je ervan, je verdiende loon. Foei, zegt moeder, Joas zeg sorry, jullie hebben allebei een scherpe tong en zeggen soms lelijke of pijnlijke dingen, denk erom dat je voorzichtig bent met je woorden, zeg sorry. Sorry, zegt Joas braaf. Natasja schiet in de lach, zo ken ik je weer, zegt ze, Joas moet ook lachen en even later zitten ze met een kop thee op de bank en dippen met een lekker koekje in hun glas. De boze woorden zijn ze vergeten, de vriendschap is weer hersteld en ze hebben beloofd om voortaan beter op hun woorden te letten.