Eigenlijk zou jij een deur voor je mond moeten hebben, zegt Anton tegen Peter. Een deur, waarom een deur, vraagt Peter boos. Nou, zegt Anton, je zit altijd zo te klagen, als jij een deur voor je mond hebt dan zet ik die gewoon op slot, dan wordt het lekker rustig. Dat is niet aardig, zegt Peter boos, helemaal niet aardig, dan wil ik dat bij jou een soldaat voor je mond komt te staan, een soldaat die de wacht houdt. Waarom dan, dat snap ik niet, zegt Anton verontwaardigd. Omdat die soldaat jouw mond kan bewaken zodat er geen lelijke dingen uit komen knallen, daar wordt niemand blij van. Anton moet nu toch een beetje lachen, Peter heeft best gelijk, soms kan hij het niet laten, dan zegt hij zulke lelijke woorden, het lijken haast kogels die afgevuurd worden, net alsof hij iemand opzettelijk pijn wil doen. Hij weet immers best dat schelden pijn doet en hij weet ook wel dat sommige dingen beter niet gezegd kunnen worden, dus Peter heeft wel gelijk, soms zou het beter zijn als er een wacht voor zijn mond zou staan, een soort bewaker, iemand die een beetje meehelpt om ervoor te zorgen dat hij geen domme dingen zegt. Maar geef toe, zegt Peter tegen Anton, geef toe dat die deuren tussen je lippen ook niet eens zo gek zouden zijn. Dan doe je ze gewoon dicht als je geen zin hebt om te praten of als je bang bent dat je er weer eens iets stoms uit zult flappen, dan kun je ook geen onzinnige dingen zeggen. Noem nu eens een paar onzinnige dingen die ik er vaak uitflap, roept Anton boos. Nou wat dacht je van: Dat meisje van nummer 18 is zo lelijk daar moet je nooit mee gaan spelen, of dat grietje van verderop heeft jampotglazen in haar bril of .... Ja houd maar op, Anton schreeuwt het uit, hij heeft een vuurrood hoofd van boosheid. Houd maar op, nu weet het wel, ik weet het best. Hij draait zich om en loopt weg, hij loopt de straat uit en gaat helemaal uit het zicht van Peter zitten op de stoeprand. Hij heeft zijn hoofd in zijn handen en denkt na..... In de verte klinkt het gerammel van een fiets, Anton doet zijn hoofd wat omhoog en kijkt wie eraan komt. Oh het is Reint, wat is er met hem aan de hand? Oei wat is hij kaal, hij heeft bijna geen haar meer op zijn hoofd. Anton lacht, hij roept: Hé kaalkop, viel je van de trap of was de kapper wat van slag. Anton schatert het uit, hij slaat van plezier met zijn handen op zijn knieën, maar hij was even vergeten hoe boos Reint kan zijn. Als Reint vlakbij hem is gekomen remt hij plotseling af en stapt van zijn fiets, met zijn vuisten gebald gaat hij voor Anton staan en zegt: Jij zou eens wat beter op je woorden moeten letten, denk na voordat je iets zegt en nog voordat Anton kan antwoorden krijgt hij een beste knal tegen zijn mond. Dit zal je leren, roept Reint. Anton kijkt geschrokken, had hij nu toch maar deuren in zijn mond gehad, dan had hij niet zoiets doms geroepen tegen Reint en dan had zijn mond ook minder pijn gedaan of misschien had hij gewoon na moeten denken en zijn hersens moeten gebruiken dan was dit ook niet gebeurd. Iets doms zeggen doen we allemaal wel eens, maar dit was wel heel dom en ook nog eens erg gemeen. Lelijk zelfs, vreselijk lelijk. Anton blijft geschrokken zitten, zijn lip bloedt, zijn tanden doen zeer, het was ook zo'n harde klap, hij is helemaal beduusd, had hij nu maar geluisterd, was hij maar verstandig geweest.
Daar komt Peter aangelopen, hij kijkt verbaasd naar Anton, wat zit je daar zielig, waarom zeg je niks. Anton kijkt Peter aan, nu hoeft hij niks meer te zeggen, Peter ziet het gelijk, de bloedende bovenlip en de dikke onderlip. Dat ziet er niet zo mooi uit, zegt Peter, hoe komt dat? Reint, mompelt Anton, Reint heeft het gedaan. Had je nu maar een wachter voor je mond, zegt Peter dan had je die achter hem aan kunnen sturen om hem af te straffen. Dat meen je niet, zegt Anton, daar is die wachter vast niet voor bedoeld, die wachter moet ervoor zorgen dat onze mond bewaakt wordt zodat wij geen slechte dingen zeggen, die staat er dan niet om mensen achterna te rennen en pijn te doen. Die is er voor onze eigen bestwil. Nou daar heb je dan dus weinig aan, zegt Peter, maar waarom heeft hij je dan geslagen? Ik schold hem uit voor kaalkop, hij was naar de kapper geweest. Oei, dat was dom, zegt Peter, ik moet er wel een beetje om lachen, maar dat moet je niet zeggen, nooit niet en zeker niet tegen Reint. Het was maar een grapje, zegt Anton, een geintje, meer niet. Niet iedereen houdt van die geintjes, zegt Peter, dan was het toch wel jammer dat je geen bewaker bij je mond had staan, dan had die ervoor gezorgd dat je het niet gezegd had. Deuren waren ook goed geweest, mompelt Anton, als ik die goed dicht had gehouden dan waren die woorden er ook niet uitgefloept, ze ontsnapten nu veel te gemakkelijk uit mijn mond, ik ben gewoon een dikke flapuit. Dat zijn er meer, zegt Peter, ik kan er ook wat van. Kom dan gaan we naar je huis even je mond schoonmaken. Ik hoef thuis niet aan te komen, zegt Anton, mijn moeder vraagt gelijk hoe het komt en als ik haar vertel dat Reint dit deed en waarom hij het deed geeft ze hem nog gelijk ook, of ze gaat vertellen dat hij niet had mogen slaan, omdat je van de Here God geen kwaad met kwaad mag vergelden. Heeft ze nog gelijk ook, zegt Peter, je mag elkaar geen pijn doen ook niet als een ander jou pijn deed. Precies, zegt Anton en ze zal vast vinden dat ik het verdiend heb omdat ik lelijke dingen tegen hem zei en die lelijke woorden mogen evengoed ook niet van de Here God en zeker ook niet van mijn vader en moeder. Dus ik blijf gewoon buiten en de volgende keer zal ik beter op mijn woorden letten. Ik doe nu de deuren van mijn mond maar even op slot. Ja joehoe, dat is gezellig, dan kun je dus nooit meer praten, dat lijkt me toch ook niet slim, je moet beter op je woorden letten, maar je moet ook kunnen praten over leuke dingen, belangrijke dingen. Dat is zo, zegt Anton, hij wrijft met de mouw van zijn trui het bloed van zijn mond en staat snel op, samen lopen de beide jongens naar het park, misschien is Reint daar en kan Anton het weer goedmaken.... Daar gaan ze, de twee vrienden, allebei zeggen ze soms domme of onverstandige dingen, maar ze weten heel goed hoe het wel moet en ze vragen God om hen daarbij te helpen, misschien wil Hij over hun mond en lippen waken zodat ze geen domme dingen zullen zeggen, maar goede en mooie dingen, dingen waar anderen vrolijk van worden.