Rowan staat voor de spiegel, hij doet zijn mond zover mogelijk open. In zijn linkerhand houdt hij een meetlint en hij meet van rechts naar links hoe breed zijn mond is. Hmmm 5 centimeter maar, moppert Rowan, zie je nu wel, 5 centimeter. Hij trekt met zijn rechterhand nog even zijn rechtermondhoek richting zijn rechteroor en meet nog een keer. 6 centimeter, dat valt toch best mee, het valt enorm mee. Hoezo grote mond? Iedereen zegt steeds dat hij een grote mond heeft, maar het valt best mee, Rowan weet het zeker, het valt reuze mee. Hij loopt de slaapkamer uit en gaat naar de slaapkamer van zijn zusje. Hij klopt netjes op de deur, dat doet hij anders nooit, maar nu voor de zekerheid wel, want hij wil graag dat ze even meewerkt. Conny opent voorzichtig de deur: Wat wil je van me, zegt ze, ze kijkt vragend naar Rowan. Werk even mee, zegt Rowan, ik wil even wat meten. Meten? Wil je mijn kamer misschien meten? Zeg je hoeft er niet op te rekenen dat ik van slaapkamer ga ruilen. Nee, zegt Rowan, niks ruilen, ik wil even meten hoe groot jouw mond is. Conny kijkt verbaasd, wat is dat nu voor gekke vraag, wie meet nou de mond van een ander? Dat slaat toch helemaal nergens op, maar Rowan wil het toch, zeker weten, hij moet weten of zijn mond groter is dan die van de andere kinderen. Doe je mond zo wijd mogelijk open, zegt Rowan, dan meet ik van links naar rechts om te zien hoe breed het is. Conny kijkt ondeugend, ze kan nu best even een leuk grapje uithalen, misschien zelfs wel even op zijn vingers bijten als hij niet uitkijkt. Ze opent haar mond zo ver mogelijk, ze lacht bijna van oor tot oor en roept: Ik ben net zo'n breedbekkikker, doordat ze begint te praten is haar mond weer gewoon klein. Rowan vindt het niet grappig, hou op en werk mee, zegt hij boos, gewoon je mond open doen, zo ver als je kunt en niet kletsen, kletsen doe je straks maar. Jaja Conny weet het wel en ze doet braaf wat Rowan haar opdraagt. Rowan houdt snel de meetlint bij haar mond en meet de afstand tussen haar linker en rechter mondhoek. Gewoon 5 centimeter, niet meer en niet minder moppert hij. Belachelijk, gewoon 5 centimeter en ik maar denken dat ik een grote mond heb. Dat heb je ook, mompelt Conny, altijd heb jij een grote mond al vanaf dat je klein was. Huh.... Rowan kijkt haar stomverbaasd aan, wat is dat nu voor dom geklets, hoezo grote mond, mijn mond is net zo groot als die van jou, gewoon 5 centimeter breed. Conny tikt eens op haar voorhoofd, ben je dom of zo, zegt ze boos, denk even goed na.... je snapt me niet, dat is duidelijk. Ze duwt Rowan naar achteren en slaat haar slaapkamerdeur met een klap dicht. Zo... wegwezen, roept ze vanachter de deur. Rowan blijft even staan, hij denkt na, hij snapt het inderdaad niet, maar één ding weet hij wel, hier klopt iets niet. Hij draait zich om en loopt de trap af, het meetlint heeft hij nog steeds stevig vast. 

Als hij beneden komt staat papa hem al op te wachten. Weet jij waar mijn meetlint is, vraagt papa, ik wil net even klussen en ben mijn meetlint kwijt, heb jij die misschien gezien? Ik zie nooit iets, zegt Rowan boos, misschien moet je beter uit je doppen kijken. Oei, papa kijkt niet blij, hij kijkt vreselijk boos en hij heeft best gezien dat Rowan zijn meetlint in zijn hand heeft, hij zag het best maar wilde gewoon even kijken of hij eerlijk zou antwoorden. Nee dus, Rowan maakt er weer een spelletje van. Zei je tegen mij, dat ik beter uit mijn doppen moest kijken?, vraagt papa. Rowan schrikt, hij kijkt in de boze blauwe ogen van zijn vader, hij weet dat hij te ver is gegaan, papa wil dat hij netjes praat en normaal doet en aardig is, maar dat is erg moeilijk, heel moeilijk, dat kan hij nog niet zo goed. Ik, eh ik, ik zei dat wel, maar ik bedoelde dat niet, ik wilde eigenlijk zeggen dat ik de meetlint even gebruik omdat ik even iets op moet meten, hakkelt Rowan. Waarom zeg je dat dan niet gewoon?, vraagt vader, je hebt een veel te grote mond tegen mij. Wablief, roept Rowan, een te grote mond, laat me jouw mond maar eens meten. Vader kijkt verschrikt, wil je mijn mond meten? Ga je gang, zegt hij verrast. Daar staat Rowan, met het meetlint voor papa en hij hoeft niets te zeggen, ook geen opdrachten te bedenken, want papa snapt gelijk wat hij moet doen, hij doet zijn mond wagenwijd open en zegt haast onverstaanbaar: Ga je gang. Rowan meet van mondhoek tot mondhoek en het scheelt alweer bijna niks, de mond van papa is ook 5 centimeter, misschien 5 en een half, maar meer zal het niet zijn, vader is ook veel groter, dus die halve centimeter dat kan. Rowan kijkt vreemd, het klopt niet, het deugt ook niet, zegt hij verontwaardigd, jullie blijven het maar zeggen: Rowan wat heb je een grote mond, Rowan houd jij je maar even stil met je grote mond, Rowan je bent brutaal je mond is weer veel te groot, Rowan.... denk om je mond en om je tong, Rowan er komt weer van alles uit... Rowan.... jullie gaan maar door en gaan maar door en ondertussen is jullie eigen mond even groot, misschien zelfs wel een tikje groter.   Papa kijkt verbaasd, dit zag hij niet aankomen, dit had hij niet verwacht, Rowan neemt het veel te letterlijk, papa en mama bedoelen immers niet dat zijn mond heel groot is, groter dan die van zijn zusje en broertjes of zijn vader en moeder, ze bedoelen heel iets anders en dat gaat papa hem zeker vertellen. Geef mij dat meetlint maar terug, zegt papa, die maak ik straks wel even schoon, want jullie hebben er met jullie vieze monden aangezeten en dan vertel ik je eerst even wat mama en ik ermee bedoelden. Hij trekt Rowan aan zijn trui mee naar de bank. Ga hier maar even zitten en luister goed, zegt vader. Als mama tegen jou zegt: Ruim je speelgoed op, wat zeg jij dan terug? Rowan kijkt lachend, dat antwoord is gemakkelijk, ik zeg dan altijd: Doe het zelf, zegt hij glunderend. En als het buurmeisje aan de deur komt en vraagt: Is Conny thuis, wat zeg jij dan? Rowan moet alweer lachen: dan zeg ik, rot toch op. Precies, zegt papa en vinden mama en het buurmeisje het ook leuk dat je zulke dingen zegt? Nee, zegt Rowan, maar dat maakt mij niks uit. Dat weet ik, zegt papa, maar toch zou je daar eens heel goed over na moeten denken.Wie heeft de hemel en de aarde gemaakt? vraagt papa. Makkie, roept Rowan, de Here God. Precies, zegt vader, dat heb je goed en wie maakte de mens. Makkie, roept Rowan, dat deed de Here God ook. Precies, zegt vader en waarom gaf de Here God jou een mond? Makkie, roept Rowan, om te kunnen praten. Klopt, zegt papa, maar dat betekent niet dat God mensen een mond gaf om de meest lelijke dingen te zeggen. Hij wil dat de mensen hun mond gebruiken voor goede dingen, om elkaar blij te maken, om iets leuks te zeggen, om van Hem te vertellen, om misschien wel een leuk lied te zingen, of tegen iemand te zeggen dat je van hem of haar houdt. Ja duh, moppert Rowan, maar zulke dingen doe ik nu eenmaal niet. Nee zegt papa, jij hebt een grote mond. Nietwaar roept Rowan, ik heb toch net laten zien dat mijn mond haast net zo groot is als die van anderen. Ja maar met grote mond bedoelen we niet je mond van mondhoek naar mondhoek, als we zeggen dat iemand een grote mond heeft dan bedoelen we daarmee dat hij of zij brutaal is, lelijke antwoorden geeft en dat doe jij heel vaak en dat moet maar eens afgelopen zijn. Rowan kijkt geschrokken, oh bedoelen jullie dat? Dan bedoelt meester dat vast ook en de buurvrouw en die oude man die altijd op de hoek van de straat staat, oh oh, nu snapt hij het, daarom is iedereen boos op hem, hij moet beter op zijn woorden letten, veel beter.Snap je het nu, vraagt vader. Rowan opent zijn mond en hij wil net zeggen: Ik ben niet dom, maar hij bedenkt zich snel en zegt: Ja volgens mij weet ik wat je bedoelt, ik zal proberen om mijn mond beter te gebruiken. Goedzo, zegt vader en dan gelijk ook niet meer schelden, dan is iedereen tevreden, de Here God vast ook.