Lelijk, zegt Brian, hij kijkt door het gaatje van de prachtig versierde kijkdoos. Lotus kijkt sneu, haar lip begint te trillen. Lelijk?, vraagt ze aan haar broer. Ja lelijk, zegt Brian, echt een meisjesdoos, ik kan er niks aan doen, maar de buitenkant is cool, die vind ik wel mooi. Lotus begint te huilen, ze is helemaal sneu. Daar heb ik niks aan, dat is de buitenkant, de buitenkant is niet belangrijk, het gaat om de binnenkant. Nou ik zie bijna niks, mompelt Brian, stel je niet zo aan, het is veel te donker in die doos, misschien had je er even een raampje in moeten maken dan kwam er wat licht naar binnen en had ik het beter kunnen zien, maar nu zie ik alleen maar donkere vlekken en volgens mij een meisje. Dat is geen meisje, roept Lotus boos, dat is de Here Jezus, Hij woont daar, dit is Zijn huis. Brian schiet in de lach, Zijn huis? De Here Jezus woont toch in de hemel, toch niet in een kijkdoos, wat ben jij dom zeg. Lotus wordt nog verdrietiger, ze is helemaal niet dom en de Here Jezus woont niet alleen maar in de hemel, Hij woont ook in haar hart en die doos dat is een hart, zo heeft ze het bedoeld, dat is aan de buitenkant misschien niet te zien, maar het is het wel een harthuis. Ja zo gaat ze het noemen, misschien dat andere kijkers het dan wel begrijpen. Ze krijgt een plan en zegt, je zoekt het maar uit… ik laat de doos wel aan Marleen zien. Marleen is haar beste vriendin en ook haar buurmeisje, die begrijpt het vast. Lotus keert zich om en loopt naar de buitendeur. Mama ziet haar gaan en roept: lotus waar ga je heen? Lotus kijkt achterom en roept: Ik ga even naar Marleen, even mijn kijkdoos laten zien. Ze opent de deur en gaat naar buiten, het tuinpad af, richting het huis van de buren. Net als ze aan wil bellen wordt de deur met een ruk opgetrokken, lotus schrikt, maar kijkt in het lachende gezicht van Marleen. Dat had je niet verwacht hè, zegt Marleen. Nee dat zeker niet, Lotus moet ook lachen en tegelijkertijd houdt ze haar harthuis in de lucht. Wat een mooie doos, zegt Marleen, wat heb je die mooi versierd, wow, prachtige kleuren. Lotus begint zich wat ongemakkelijk te voelen, het gaat niet om de buitenkant, zegt ze ongeduldig, je moet er binnenin kijken. Oh zeg dat dan, Marleen rukt de doos uit de handen van Lotus en knijpt haar linkeroog een beetje dicht, ze drukt haar rechteroog tegen het kleine kijkgaatje aan en gluurt naar binnen. Wat zit erin, vraagt ze aan Lotus, wie is die vrouw? Lotus wordt boos. Vrouw, roept ze, vrouw, dat is geen vrouw, dat is de Here Jezus dat zie je toch zo. Dit is een harthuis, Hij woont er binnenin. Rustig maar, Marleen reageert geschokt, zo’n reactie had ze niet verwacht en voor ze zich kan verontschuldigen heeft Lotus zich alweer omgedraaid en is weggerend naar huis. De buitendeur staat nog open, ze loopt naar binnen, de gang door, de keuken in en in de keuken pakt ze een dikke stift en schrijft met koeienletters op haar doos: HARTHUIS. Zo nu is het klaar, nu weet iedereen het, het is mijn harthuis, het huis in mijn hart en daar woont de Here Jezus.

Mama loopt de keuken in en ziet het boze gezicht van Lotus, ze kijkt naar de mooie versierde doos en ze leest wat er op de buitenkant staat. Harthuis. Mooi zegt mama, dat harthuis van jou heeft een schitterende buitenkant, is die van binnen ook zo mooi? Misschien wel, zegt Lotus, maar je krijgt het niet te zien. Waarom niet?, vraagt mama. Omdat anderen er niks van willen snappen, zegt Lotus, ze kijken niet goed, ze doen dom. Mama doet haar mond al open om iets te zeggen, maar dan gaat de bel, ze loopt naar de voordeur. Lotus hoort de stem van haar vriendin, ze gaat snel de kamer in om zich te verstoppen achter de bank, maar mama is sneller, net als Lotus de bank opzij schuift om erachter te kruipen, pakt mama haar vast. Ho, zegt ze, wat is er toch aan de hand je doet raar Lotus. Lotus is boos, zo boos, ze zeuren, zegt ze, eerst Brian, die zegt dat er een meisje binnen is en dat er een raam in moet en licht binnen moet komen en daarna Marleen die denkt dat er een vrouw is binnenin mijn huis, maar dat is niet zo, de Here Jezus is geen meisje en ook geen vrouw dat weten ze best. Marleen begint het te snappen, oh het is een harthuis, jouw hart en in jouw hart woont de Here Jezus, zeg dat dan, dat kan ik toch niet weten. Nee roept Lotus stampvoetend, dan moet je beter kijken, ik heb het heel mooi ingericht en Jezus getekend en die staat in het midden van de kamer. Marleen moppert; Maar er zijn geen ramen, geen deuren, er is geen licht te zien, het is pikkedonker in je doos. Dat zei ik ook al. Brian is de kamer binnen komen lopen en bemoeit zich met het gesprek. Een hart waar de Here Jezus in woont, hoort licht te zijn. Dat is mijn hart ook echt wel hoor, zegt Lotus. Ja maar je bent vergeten om een gat in het deksel te maken, moppert Brian, kijk, ik zal wel even laten zien wat ik bedoel. Hij grijpt vliegensvlug de deksel van de schoenendoos en rent ermee naar de keuken en voordat iemand in kan grijpen heeft hij er een groot gat in geknipt. Lotus is helemaal van slag, haar mooie harthuis, het dak van haar hart helemaal vernield, stukgemaakt door haar grote broer. Ze begint hard te huilen, maar mama grijpt gelukkig in, zij weet de oplossing. Stil maar Lotus, zegt ze, stil maar, we maken er een mooi geheel van, als we er een doorzichtig gekleurd papier op plakken dan schijnt er prachtig licht naar binnen door het dak van je harthuis. Dan ziet het er van binnen nog mooier uit, maar nu is die ook al heel mooi, want nu kunnen wij alles al veel beter zien. Nu het hart open is, zien we hoe het er van binnen uitziet. Dat is waar, mama heeft gelijk, maar waar is gekleurd doorschijnend papier? Marleen weet het, moment, roept ze, wij hebben thuis prachtig rood doorzichtig plastic, dat zat om de bos bloemen die mijn moeder kreeg voor haar verjaardag, ik haal het snel op. Ze rent al weg en een paar minuten later komt ze weer binnen met een rood hoofd en ook een rood stuk doorzichtig plastic. Mama plakt het aan de onderkant van de deksel met plakband vast, dan doen ze de deksel op de doos en Lotus mag als eerste naar binnen kijken. Ze slaakt een zucht van verwondering, zo mooi vind ze het, zo mooi. Zie je nu hoe mooi het is, zegt ze, mijn harthuis is prachtig geworden en Jezus is ook goed te zien en de binnenkant heeft een mooie rode kleur. Laat zien, zegt Brian, hij trekt aan de doos en kijkt door het gaatje. Ja, zegt hij, ik moet toegeven dat het prachtig is, elk hoekje kan ik zien, mooi hoor. Marleen wil ook kijken, mag ik, mag ik, vraagt ze ongeduldig. Even later heeft ook zij het gezien, schitterend, zegt ze, schitterend. Lotus is blij, heel blij. Mama mag ook kijken en zodra papa thuiskomt van zijn werk, krijgt hij het mooie harthuis ook te zien. Ik wou dat mijn hart van binnen ook zo mooi was, is zijn eerste reactie nadat hij gekeken heeft. Maar Jezus woont er toch, zegt Lotus, ja maar toch doe ik nog wel eens domme dingen zegt vader, maar gelukkig zie ik er van de buitenkant prachtig uit. Daar heb je niks aan, zegt Lotus verontwaardigd, het gaat niet om de buitenkant maar om de binnenkant.
Dan doe ik het raam van mijn harthuis open, zegt vader zodat het weer licht van binnen wordt, dan kan God door het open raam naar binnen schijnen. Goed plan, zegt moeder en dan kan Jezus met Zijn licht weer naar buiten schijnen. Hoe meer licht er van binnen is, hoe minder duisternis, het zal schijnen tot in de hoekjes van je hart, niets zal meer verborgen blijven en alles wat te zien is en fout is kan weggedaan worden. Zo is dat zegt mama, hoe meer licht hoe beter.