Ken jij het verhaal van Mozes al, vraagt Klara aan Justin. Ja hoor zegt Justin, dat is die man met die mooie gekleurde jas. Pfffft, nee dat is Mozes niet, dat is Jozef. Nou ja zeg, het klinkt er wel op, zegt Justin, maar wie is Mozes dan?

Mozes is de man die met heel veel mensen door de rode zee ging, vertelt Klara, met heel heel heel veel mensen. Oh die…., Justin kent het verhaal wel, niet super goed, maar hij weet wie Klara bedoelt. Zeg Justin, zullen wij het verhaal na gaan spelen? Na gaan spelen, vraagt Justin, wij? Dat gaat toch niet, waar zijn al die mensen dan? Oh wacht maar, zegt Klara, dat is zo opgelost, het volk zit in de caviakooi. Justin moet lachen, maar dat is niet leuk, zegt hij, het volk van God is een belangrijk volk, je kunt niet de cavia’s het volk van God laten spelen, dat is niet eerbiedig. Nee daar heb je gelijk aan, mompelt Klara, ze schaamt zich toch een beetje. Nou dan vragen we Rinia wel. Rinia? Justin kijk raar, Rinia doet altijd zo dom, zo dom, ze snapt niks en moet zij dan meedoen? Dan gaat ze vast domme dingen zeggen. Luister eens Justin, zegt Klara boos, het volk van God zei vast ook wel eens domme dingen, die mensen waren vast niet allemaal super slim en die waren ook wel eens bang of verbaasd, dus dat geeft niks wat Rinia zegt, het gaat erom dat we leuk spelen. Dat is waar, Justin weet het wel, maar hij wil altijd dat alles perfect is en dat gaat niet altijd.

Haal haar maar op, zegt hij tegen Klara. Klara is allang weg, die rent naar boven naar de slaapkamer van haar zusje. Rinia, Rinia… kom je moet meedoen, jij bent het volk van God. Rinia kijkt geschrokken, dat kan ik toch helemaal niet zijn, ik ben gewoon Rinia, laat mij met rust ik ben net met Joas aan het spelen. Klara lacht opgewekt, komt dat even goed uit zegt ze: We hebben ook een farao nodig, dat kan Joas mooi zijn. Wat is dat een Farao?, vraagt Joas. Een Farao is een soort Koning zegt Klara, dus dan heb je een super belangrijke rol. Ach het moet maar, zegt Joas, het lijkt me wel stoer, beter dan met poppen spelen.

Ze lopen naar beneden de woonkamer in. Justin heeft de tafel aan de kant geschoven, nu hebben ze super veel ruimte. Kijk, zegt hij tegen Rinia en Joas, dat is de zee en daar moeten we straks doorheen. Nou ja… ik en Rinia, want zij speelt Gods volk, maar jij wat speel jij? Ik speel de Farao, zegt Joas, dat is leuk joh, een koning had ik altijd al willen zijn. Zo laten we maar beginnen, zegt Klara. Mozes, ga voor de zee staan roept ze. Daar staat Justin, hij kijkt naar de lege plek op de vloer. Rinia zegt: Ik zie helemaal geen zee, waar zie je die dan? Zie je wel, moppert Justin, daar begint het gezeur al, ze stelt weer domme vragen. Sssst, zegt Klara. Luister Rinia we doen net alsof. We spelen dat we straks naar de overkant van de zee moeten lopen, aan de overkant zijn we veilig, maar hier niet want de Farao en zijn mannen willen ons pakken. Oh zegt Rinia, waarom willen ze ons dan pakken? Klara zegt, omdat Mozes het volk van God meegenomen heeft, ze zijn gevlucht uit Egypte en de Farao is nu eenmaal koning van Egypte. Nu snap ik het, lacht Rinia, ze kijkt naar Joas, jij blijft uit onze buurt zegt ze, wij zijn voor jou op de vlucht. 

We gaan opnieuw beginnen, roept Klara, Mozes ga voor de zee staan, doe je staf in de lucht en je hand boven het water. Ik heb geen staf, zegt Justin, dus dat gaat niet. Klara rent naar de gang en haalt een bezem, ze geeft het aan Justin en zegt kordaat: Hier je staf Mozes. Mozes houdt de staf omhoog en doet zijn hand boven de vloer en hij roept: Wow, kijk nou, ik zie een weg door de zee, we kunnen naar de overkant, kom mee volk, zegt hij tegen Rinia. Maar dat is eng, roept Rinia, we kunnen ook verdrinken, ik durf niet. Doe niet zo dom Rinia, je verdrinkt niet we spelen het en God is er toch ook bij, Hij heeft toch die weg hier gemaakt. Oh ja dat is ook zo, Rinia was het eventjes vergeten. Voorzichtig gaat ze op de vloer staan. Waar is de weg eigenlijk precies, zegt ze, ik zie het helemaal niet, ik vind dit spel maar dom, zo dom. Wanneer mag ik eigenlijk meedoen vraagt Joas. Jij mag zo, moppert Klara, even geduld, als zij op die weg gaan lopen kun jij hen achterna gaan om ze te pakken. Oh nou ga maar snel dan, zegt Joas blij, hij heeft wel zin in een achtervolging. 

Mozes begint weer opnieuw, staf in de lucht, hand boven het water en lopen maar, ze schuifelen voorzichtig de zogenaamde weg op en lopen naar de overkant van de kamer. Joas begint hen achterna te lopen, hij zwaait met zijn armen en probeert Rinia te pakken, maar dat lukt niet want Klara staat voor Joas te springen en houdt hem tegen, hij kan er niet langs. Wat doe je toch, roept Joas boos, dit is geen basketbal, voetbal of volleybal, je lijkt wel een verdediger. Dat ben ik ook, zegt Klara, ik speel de wolk die overdag als een wolkkolom is en ’s nachts vuur geeft, ik moet achter het volk blijven om te zorgen dat de Farao en de Egyptenaren niet bij Gods volk kunnen komen. Een wolkkolom, wie heeft dat nu weer geregeld, sputtert Joas tegen. God, zegt Klara, hoe moesten ze anders de weg vinden, de wolkkolom ging aldoor voorop, zo hoefden ze er alleen maar achteraan te lopen. Wat doe je dan hier, achter het volk, ga naar voren. Nee, zegt Klara, God wilde dat bij de zee de wolk tussen het volk en de Egyptenaren zou blijven. Nou dat is ook lekker zeg, moppert Joas, dan heb ik een rol van niks. Zo kom ik nooit aan de overkant. Nee dat hoeft ook niet, roept Justin, want als ik met het volk van God aan de overkant ben dan doe ik mijn hand weer boven het water en dan gaat de zee weer dicht, lekker puh. Rinia snapt er nu niks meer van, dat vind ik eng zegt ze en ze kijkt verdrietig. Is iedereen dan wel veilig aan de overkant? Ja natuurlijk zegt Klara, dan zijn alle Israëlieten aan de overkant, de Egyptenaren hebben wel een beetje pech…. zij halen het net niet. Ik geloof dat ik liever maar weer boven ga spelen, mompelt Joas. Ik ook, roept Rinia.

Ineens horen ze iemand blazen. Ze kijken allemaal verschrikt naar de kamerdeur, daar staat vader, hij blaast zo hard als hij kan, zijn wangen zijn helemaal rood en ze staan bol. Wat doe je, zegt Justin. Ik blaas een weg door de zee, zegt vader. Dat hoeft niet meer, stop daar maar mee, die zee is allang weer dicht. Nu al? Waarom?, vraagt vader. Daarom, omdat God zei dat Mozes de zee weer moest sluiten. En naar God moet je altijd luisteren, Hem kun je vertrouwen, Justin zegt het heel kordaat. Papa lacht en zegt: Zo is dat en nu wil ik een kop koffie. Hij ploft neer op de bank. Justin en Klara zetten de tafel weer netjes op zijn plek en Rinia en Joas gaan vlug boven spelen.