Hoe komt het toch dat jij zo lelijk bent zegt Hannie tegen de kleine jongen in de zandbak. De jongen kijkt haar aan, met grote treurige ogen, hij snapt niet wat er mis met hem is en hij is ook nog veel te klein om dat te begrijpen. Hij kijkt met zijn grote blauwe ogen naar het lange meisje en terwijl hij haar aankijkt rollen er  dikke tranen over zijn wangen. Nou…. je gaat toch niet janken hè, moppert Hannie, het is tenslotte maar een vraag. Ik doe je toch niks, ik sla je toch niet, ik doe je toch geen pijn. Maar op een afstandje staat Nora, ze heeft alles gehoord en alles gezien en ze is boos. Hoe kun je zoiets zeggen, het is een kleine jongen, hij speelt met zand en hij ziet er schattig uit, ik snap niet waarom je zulke onzin vertelt. Foei, mompelt Hannie, foei, ik mag dat toch wel vragen? Kom op zeg, hij heeft gewoon pukkels, dat zag je toch zelf ook wel en hij had ook een lelijke vlek op zijn voorhoofd en die oren die zijn veel te groot voor zo’n klein jochie. Met open mond staat Nora te kijken naar Hannie. Zo zo, zegt ze, dat is duidelijke taal en jij bent een schoonheid zeker? Ja hoor dat zie je toch zo…, apetrots kijkt Hannie naar Nora, ze doet haar buik wat vooruit, ze gaat staan met haar handen in de lucht, ze zet haar voeten als een echt fotomodel en dan gaat ze ook nog even een rondje lopen. Nora schudt met haar hoofd, tjonge jonge wat ben jij dom zeg, zegt ze tegen Hannie. Hannie is verontwaardigd, hoezo dom? Kijk dan naar mij,  roept ze boos, kom dan eens dichterbij en kijk eens heel goed naar mijn gezicht. Nora denkt er niet over, geen seconde is ze van plan om te kijken naar het hoofd van Hannie. Nee hoor, geen sprake van, zegt Nora, ik kan je van een afstand ook wel zien, deze onzin doe ik niet aan mee. Hannie wordt nog bozer, maar jij bent mijn beste vriendin schreeuwt ze door de speeltuin. Het wordt muisstil, om hen heen staan ineens allemaal kinderen, spelen doen ze niet meer, nee ze zijn allemaal nieuwsgierig hoe dit afloopt. Nora twijfelt, ja Hannie is haar beste vriendin en toch kan ze niet goedkeuren wat Hannie tegen het jongetje zei. Ze zit na te denken, hoe lost ze dit op, maar ze weet het niet. Nora Jansema als jij niet snel naar mij toe komt om mijn schoonheid te bekijken, dan ben ik je vriendin niet meer, noooooooooit meer.
Oh dat is duidelijke taal, dat vindt Nora niet leuk, Nora loopt nu toch maar iets dichter naar Hannie toe en dan bedenkt ze een plan, als ze nu eens flink overdrijft, als ze nu eens net doet alsof zij ook vindt dat Hannie prachtig is? Ja dat gaat ze doen. Ze gaat nog dichter bij Hannie staan, zo dichtbij dat ze haast met de neuzen tegen elkaar aankomen en dan kijkt ze naar het hoofd van Hannie, ze kijkt naar de wangen, ze bukt zich iets en kijkt onder de kin, ze gaat op haar tenen staan en ze kijkt op het hoofd en Hannie staat maar te wachten en te wachten en te wachten. Nou….?, roept Hannie, nou….? Heb ik gelijk? Ik ben een schoonheid, vind je me mooi? Ja toch Nora, zeg nou zelf, ik ben geweldig, ik ben prachtig, ik ben een plaatje om te zien. Pffffft Nora zit hevig in zichzelf te zuchten, maar ze blijft het spelletje spelen, ze gaat gewoon door en ze kijkt en kijkt en kijkt. Zeg eens iets, roept Hannie, zeg wat je van me vindt, je bent toch mijn vriendin? Nora knikt met haar hoofd, maar ze zegt nog steeds niks. Om hen heen hoor je het gegniffel van de andere kinderen, ze vinden het erg leuk om toe te kijken, vooral omdat Nora zo gek doet en Hannie daardoor steeds bozer wordt. Hannie begint nog harder te roepen: Zeg iets, nu! Ja zo werkt dat natuurlijk niet voor Nora, Nora heeft helemaal geen zin aan dit gedoe, ze vindt dat Hannie maar dom doet, vreselijk dom en ze besluit om nu toch maar te gaan praten. Ze gaat weer met haar hoofd wat opzij en kijkt naar de linkerwang van Hannie, ze wijst met haar vinger naar een heeeel klein stipje. Is dat een pukkel, vraagt ze overdreven. Dat kan nooit, schreeuwt Hannie, ik heb geen pukkels. Oh dan vergis ik me vast zegt Nora, ik zal nog even heeeeel goed kijken. Ze kijkt aan alle kanten en zegt, ja ik moet het toegeven, je bent een schoonheid, je ziet er toch zo geweldig uit, ik heb nog nooit zo’n mooie meid gezien. En die haren van jou die zijn zo mooi blond, blonder dan blond, dat heeft niemand en die ogen dan, zo helder blauw alsof ik in de zee kijk en ze schitteren, tjonge wat mooi. Oh en Hannie je kin die is prachtig, niet te rond, niet te dik, niet te dun maar precies goed. Hannie glundert er van, ze is helemaal blij, dit is wat ze wil horen. Zie je wel zegt ze, ik zei het toch, ik ben een schoonheid. Vinden jullie mij ook zo mooi?, vraagt ze aan de andere kinderen. Maar die houden zich liever stil, ze zijn bang dat ze ruzie krijgen met Hannie. Dan ineens komt het kleine jongetje er weer aangerend, het jongetje die even eerder huilend weg was gegaan. Hij zegt tegen Hannie, jij bent stout. Hannie kijkt hem verbaasd aan, hoezo stout, zegt ze, ik vroeg gewoon waarom jij zo lelijk bent, dat is niet stout, dat is gewoon een eerlijke vraag en eerlijkheid is heel belangrijk. Het jongetje kijkt boos en zegt: Ik moet van mijn mama zeggen dat je lelijk bent. Alle kinderen beginnen te lachen, heel hard en Nora lacht het hardst. Ik ben helemaal niet lelijk, zegt Hannie met een vuurrood hoofd, ik ben mooi, ik ben schitterend om te zien. Mama zegt dat je lelijk bent, je bent lelijk van binnen in je hart, zegt het jongetje. Hoe weet zij dan nou, zij kent mij helemaal niet, roept Hannie boos, ze heeft me nog nooit gezien. Nee zegt de kleine jongen, maar zij is wel heel slim en ze zei tegen mij, mensen die zulke nare dingen zeggen zijn lelijk. Het jongetje stapt de zandbak in en gaat lekker spelen. Maar Hannie is er niet rustig over, ik ben toch mooi, zegt ze tegen Nora, dat zei jij net toch ook? Ja zegt Nora, dat zei ik omdat je zo door blijft zeuren. Luister eens naar anderen Hannie, het jochie heeft gelijk je bent lelijk van binnen en mooi van buiten, maar je kunt veel beter mooi van binnen zijn en lelijk van buiten.
Dat had Nora beter niet kunnen zeggen, Hannie bedenkt zich niet en geeft haar een klap, dan loopt ze naar de bosjes en pakt een stok en daar gaan ze, Nora rennend zo hard ze kan en Hannie erachteraan met de stok omhoog en ze blijft maar roepen: Ik krijg je nog wel, ik krijg je nog wel. Ze rennen door de straten, Nora is helemaal buiten adem,  ze ziet wel al het huis van Hannie, maar daar wil ze niet heen, ze wil naar haar eigen moeder want die helpt haar wel, maar het is nog zo ver, veel te ver. Als ze vlakbij het huis van Hannie komt ziet ze ineens iets bewegen in de tuin. Het is Hannie’s moeder, ze is aan het maaien. Nora bedenkt zich niet en rent hijgend de tuin in, help, ze roept het zo hard ze kan, help. Hannie’s moeder draait zich verschrikt om, ze ziet Nora met een vuurrood hoofd en helemaal buiten adem en daar komt haar eigen dochter aan, met een stok hoog in de lucht en schreeuwend. Wat is hier aan de hand, doe die stok weg, zegt ze en ze kijkt heel boos naar Hannie. Hannie gooit van schrik de stok op de grond en kijkt haar moeder aan en zegt: Ben ik geen schoonheid. Tjonge jonge, Nora wordt alweer boos, schoonheid zit binnen in je hart, zegt ze, doe niet zo lelijk, je zegt tegen andere kinderen dat ze lelijk zijn en dat is niet leuk, dat hoort niet zo. Nora heeft wel gelijk, zegt Hannie’s moeder. Schoonheid moet je kunnen zien aan de dingen die mensen zeggen. Wij hebben toch de Here Jezus in ons hart? Ja dat weet ik toch wel, zegt Hannie, maar zeg nou zelf, ik ben prachtig, alles klopt. Ja zegt moeder, maar het allerbelangrijkste klopt niet en dat zijn jouw woorden. Als jij tegen anderen zegt dat ze lelijk zijn is dat niet lief, niet leuk en ook zeker niet wat wij van de Here Jezus leren. Hij leert ons dat iedereen belangrijk is, Hij leert ons dat iedereen welkom is en ze hoeven alleen maar van Hem te houden, dan horen ze bij Hem, dan maken ze vast nog wel eens foutjes, ze moeten dan nog best veel leren, maar dat zal steeds beter gaan. En anderen kunnen zien hoe mooi ze zijn en dat zal te zien zijn aan hun woorden en de dingen die zij doen. Dus niet met stokken slaan en zeker niet schelden en ook niet zeggen dat je het mooist bent of dat een ander lelijk is, iedereen is goed voor de Here God. Hannie zegt niks meer, ze denkt nog eens na, haar hoofd naar beneden en dan zegt ze zacht: Ik denk dat ik nog maar even sorry ga zeggen tegen het jongetje in de speeltuin. Goedzo, zegt mama, dat vind ik knap van je, daarmee laat je zien hoe mooi je bent, ze geeft Hannie een dikke kus. Kom… zegt, Nora ik ga mee, we doen het samen en samen gaan ze naar het jongetje toe en Hannie zegt het echt. Sorry!