De les is al begonnen als Irene opschrikt door het knorren van haar maag. Het rommelt en het rammelt en Jurre kijkt op, hij zit naast haar en hoort het meteen.
Wat is er met jou aan de hand, vraagt hij voorzichtig, heb je zin aan eten? Ja, fluistert Irene zacht, ik heb nog niks gehad. Nog niks gehad, vraagt Jurre, maar je hebt vanmorgen toch brood gegeten? Op, zegt Irene, allemaal op. Pap dan, hadden jullie ook geen pap? Niks, bijna niks, mompelt. Heb je ook geen fruit mee voor tussendoor, fluistert Jurre zacht. Nee zelfs niks voor tussendoor, maar jij hebt toch wel iets voor mij?, vraagt Irene en ze kijkt hem lief aan. Ik, eten voor jou, dat kun je schudden, mompelt Jurre, ik heb een heerlijk stuk ontbijtkoek mee en dat peuzel ik helemaal alleen op. Irene houdt zich stil, ze zegt niks, ze heeft de boodschap begrepen en ze gaat niet schooien, dat heeft ze zich altijd voorgenomen, ze gaat zeker niet schooien. Als het pauze is en de kinderen van de juf hun tussendoortje mogen eten, heeft iedereen iets lekkers, sommige kinderen eten een broodje en andere kinderen ontbijtkoek of een appel of een peer, maar Irene heeft niets, helemaal niets. Juf kijkt verbaasd naar Irene. Irene heb jij geen tussendoortje mee? Irene schudt voorzichtig haar hoofd, haar wangen zijn rood van schaamte. Maar waarom dan niet, ben je het vergeten mee te nemen?, vraagt de juf. Nee juf, zegt Irene, ik heb gewoon niks. Maar er was toch wel een appel, of misschien een broodje?, vraagt juf verbaasd. Het geld was op, zegt Irene verdrietig. Juf kijkt naar de kinderen in de klas en zegt: Is er iemand die wil delen? Delen, roept Inge, nee hoor, ik heb een heerlijke peer en die kan niet doormidden, Jannes heeft brood, dat is veel handiger. Jannes verslikt zich haast in zijn hap brood, dat dacht je toch niet hè, zegt hij proestend, ik heb ook honger hoor. Juf kijkt nog verbaasder en zegt: Is er helemaal niemand die iets wil delen met Irene? De kinderen houden zich allemaal stil, niemand zegt iets, niemand is bereid om Irene iets te geven. Juf kijkt bedenkelijk en ook bezorgd, want dit heeft zij de kinderen niet geleerd, zij heeft de kinderen geleerd om klaar te staan voor een ander, zij heeft de kinderen verteld dat het belangrijk is om te doen wat de Here God vraagt en Hij vraagt om voor de mensen te zorgen die niets hebben. Zodra de pauze voorbij is, roept Inge, juf tijd voor geschiedenisles, geschiedenis is leuk. Nee Inge, zegt juf, we gaan eerst iets anders doen. Maar we hebben altijd geschiedenisles op woensdagmorgen, roept Inge verontwaardigd. Vandaag niet, zegt juf, vandaag gaan we praten, want ik ben erg geschrokken omdat jullie niet willen delen. Dat hoeft ook helemaal niet, zegt Jurre verontwaardigd, mijn moeder heeft mij verteld dat God voor ons zorgt, Hij zorgt ook voor Irene. Jurre kijkt Irene nog eens lief aan, met zijn mooiste glimlach zegt hij: Geloof me maar Irene, God zorgt voor jou, zelfs voor de vogeltjes. Je hebt helemaal gelijk Jurre, zegt juf, in de bijbel staat geschreven over de vogels, de musjes, de raven, hoe God altijd naar hen omziet, dat Hij precies weet waar ze zijn, dat deze vogels te eten krijgen terwijl ze niet zoals ons zaadjes hoeven te zaaien en op het land hoeven te werken. Zij krijgen toch te eten. Ja roept Inge, wormen genoeg. De kinderen moeten lachen, maar juf lacht niet. Heel serieus zegt juf, ja wormen genoeg Inge, maar wil jij dat Irene ook wormen gaat eten? Jakkes roept Bianca, dat is goor, niet doen Irene, niet doen, dan kun je beter niets eten. Juf kijkt verontwaardigd naar Bianca, meen je dat echt Bianca? Kan ze dan beter niets eten? En als Irene nu wekenlang geen eten heeft? Denken jullie dat ze zal blijven leven? Tuurlijk, roept Jurre, God zorgt voor haar, want zij is veel belangrijker dan die vogeltjes waarover mijn moeder sprak, God vindt haar belangrijk. Daar zeg je iets goeds Jurre, daar zeg je iets heel waardevols, God vindt Irene belangrijk. Vinden jullie Irene ook belangrijk? Terwijl juf dat zegt, gaat de schoolbel. De kinderen halen opgelucht adem, gelukkig kunnen ze naar huis, ze voelen zich erg ongemakkelijk, ze springen op van hun stoel en voordat juf nog iets kan zeggen, maken ze dat ze wegkomen.
Irene rent de school uit. Ze is er helemaal klaar mee, haar maag rommelt vreselijk, ze heeft zo’n zin aan eten, maar ze weet nu al dat er thuis niet veel zal zijn. Ze moet wachten tot papa’s loon weer binnenkomt en dat duurt nog zeker twee dagen. Het beetje eten wat nog in de kasten ligt daar moeten ze het mee doen en dat is niet veel. Ze wil zo snel mogelijk naar huis, weg van die rotkinderen, die helemaal niks over hebben voor een ander, die niet willen delen. Maar Jurre laat haar niet zomaar gaan. Irene wacht op mij, roept hij over het schoolplein. Irene kijkt even achterom en besluit om hard weg te rennen, zo snel ze kan rent ze naar huis en Jurre, Jurre kijkt haar verbaasd na. Hij begrijpt er niks van en loopt mopperend naar zijn eigen huis en zo komt hij ook via de keukendeur naar binnen. Stomme meiden, zegt hij, ze kunnen niks hebben, zijn gelijk boos, het lijkt nergens op. Moeder staat al klaar met een kop thee en een heerlijk zelfgebakken broodje. De geur van het warme ovenbrood is te ruiken en moeder denkt dat Jurre blij een grote hap van het broodje zal nemen, maar hij zit maar te kijken naar dat heerlijke brood en tegelijkertijd moet hij aan Irene denken, zit zij nu aan de keukentafel met een leeg bord? Hij wil er niet denken. In zijn hoofd hoort hij steeds hetzelfde woord: Delen, delen, delen, delen.
Wat is er gebeurd, vraagt moeder, hebben jullie ruzie gehad op school, of misschien straf gekregen? Nee zegt Jurre, dat is het niet, we moeten van juf delen met Irene, maar God zorgt toch voor haar? Je hebt het zelf verteld. En dan komt het hele verhaal eruit, over Irene zonder eten en over juf en het delen en over de Here God en de vogels. Luister eens Jurre, zegt moeder, wie zorgt er voor jou? De Here God natuurlijk, zegt Jurre. Ja dat is waar, zegt moeder, maar wie bakte jouw brood? Jij, zegt Jurre. Ja precies, ik, zegt moeder. Ik bakte broodjes en die deelde ik met jou omdat ik om jou geef en omdat ik wil dat jij het goed hebt. De Here God geeft ons zoveel goeds, zoveel om Hem voor te bedanken. En als wij ons zorgen maken, dan zegt Hij, kijk eens naar die vogeltjes, Ik zorg dat zij te eten hebben en Ik zie alles wat zij doen, Ik houd van hen, maar Ik houd nog veel meer van jullie, jullie zijn nog belangrijker voor mij. Maar weet je Jurre, de Here God zei in de bijbel nog veel meer. Hij zei ook dat als je twee jassen hebt en een ander heeft niets, dat je één jas weg moet geven. Dat is delen Jurre. Als jij iets hebt en een ander heeft niets, dan kun je die ander helpen door een beetje van jezelf aan die ander te geven. Eigenlijk help je dan de Here God een beetje mee om voor een ander te zorgen. De Here God vraagt ook of wij willen zorgen voor de arme mensen en als je dat doet Jurre, wanneer je deelt zul je heel blij worden. Ga nu maar eten Jurre, zegt moeder, maar Jurre heeft geen zin aan eten. Hij roept: Ik kan toch niet gaan eten als ik steeds moet denken aan Irene met het lege bordje? Misschien moet je Irene gaan halen, dan kan zij ook broodjes krijgen, dan gaan we delen, zegt moeder. Dat is een geweldig plan, Jurre wordt al helemaal blij bij de gedachte en net als hij weg wil rennen zegt mama, wacht….. ik heb hier nog een bruinbrood, neem die maar mee voor de papa en mama van Irene. Jurre pakt het brood en rent de deur uit naar zijn buurmeisje. Wanneer hij aanbelt is hij zenuwachtig, het brood houdt hij achter zijn rug, hij voelt zich toch wat schuldig, hij weet dat hij fout is geweest. Dan gaat de deur open en daar staat Irene met een boos gezicht. Ga jij maar weg, jij gierigaard, zegt ze boos. Niet boos zijn Irene, zegt Jurre zacht, niet boos zijn, ik heb wat voor je papa en mama en hij haalt het brood tevoorschijn en houdt het omhoog. Verbaasd kijkt Irene hem aan. Is dat voor ons? Weet je het zeker? Ja natuurlijk zegt Jurre, het moet van mijn moeder en ik wil het zelf ook graag. En Irene wil jij bij mij komen eten? We hebben vers gebakken brood? Ja roept Irene blij, natuurlijk, ze brengt de brood naar haar moeder en rent zo snel ze kan met Jurre mee naar huis en even later zitten ze samen te smullen en Jurre is zo blij als hij het gezicht van Irene ziet. Als ze het eten op heeft blijft ze maar zeggen: Ik ben zo vol, zo vol, dankjewel Jurre, dank u wel mevrouw, ze kijkt blij naar de moeder van Jurre. Laten we de Here God maar bedanken Irene, zegt moeder zacht, Hij zorgt voor ons en Hij wil ons allemaal leren om te delen. Nou dat is dan prima gelukt, zegt Irene en ze knipoogt naar Jurre. Ja zegt Jurre, ik leer gelukkig snel. Ja gelukkig wel, zegt moeder en dan vouwen ze samen hun handen en sluiten hun ogen en bedanken God voor Zijn liefde en voor alles wat Hij hen geeft en dat Hij hen helpt om te zorgen voor anderen, om te zorgen voor de armen.