"Kijk daar eens," roept Freek tegen Arno. "Waar?" zegt Arno verbaasd. "Daar aan de overkant," roept Freek opgewonden. "Zie je dat niet Arno? Daar ligt een vliegend tapijt." Arno kijkt zoekend naar de overkant. "Je hebt gelijk," zegt Arno verbaasd. "Maar wat moet je ermee? Je weet niet eens of het tapijt echt kan vliegen." Freek luistert niet naar Arno. Hij ziet maar één ding en dat is het mooie rode vliegende tapijt. Hij pakt Arno beet en trekt hem mee naar de overkant.
Aan de overkant van de straat zitten twee jongens op de grond. Ze hebben allerlei spulletjes uitgestald om te verkopen. Opgewonden staat Freek voor het rode tapijt. "Kan dat tapijt echt vliegen?" vraagt hij aan de twee jongens. "Natuurlijk", zegt de grootste jongen tegen Freek. "Dat staat toch op het bordje, of kun je niet lezen?" Freek kijkt verontwaardigd naar de jongen; "Natuurlijk kan ik wel lezen, ik ben al acht jaar hoor!" De jongen lacht schamper; "Ha ha hij is al acht jaar." Freek trekt zich er niets van aan. Hij moet en zal dat vliegende tapijt hebben. "Het is wel een beetje oud," zegt Arno tegen Freek. Vragend kijken Freek en Arno de beide jongens aan. "Wat denk je wel niet," zegt de grote jongen, "dat kleedje is al heel vaak gebruikt!" Freek twijfelt niet langer. "Ik haal snel mijn spaargeld op. Bewaar je het vliegende tapijt voor mij?" De grote jongen kijkt blij; "Ja natuurlijk bewaar ik het tapijt voor jou. Ga maar snel je geld halen."Zo hard als ze kunnen rennen Freek en Arno weg. Gelukkig wonen ze niet zover bij de markt vandaan. Snel rennen ze naar binnen en pakken hun spaargeld. In looppas rennen de jongens weer terug naar de markt. "Hier is vijftien euro voor het vliegende tapijt," zegt Freek. Vlug geeft hij het geld aan de jongens. "Hoe kunnen we er mee vliegen?" vraagt Arno. "Gewoon er op gaan zitten!" zeggen de jongens lachend. Freek en Arno zijn zeer tevreden met dat antwoordt. Ze groeten de jongens vriendelijk en lopen naar huis. "Zullen we er hoog mee kunnen vliegen?" vraagt Arno aan Freek. "Ik denk het wel," zegt Freek glunderend. "Misschien komen we wel net zo hoog als de vogels. Lekker zwevend door de lucht." Arno ziet het helemaal zitten. "Ja, Ja, misschien kunnen we wel net zo hoog komen als een vliegtuig. Dan gaan we ernaast vliegen en zwaaien we naar de mensen, dat wordt echt lachen." "Wat zullen ze schrikken," roept Freek uitgelaten. ....Ineens krijgt Freek een idee; "Als we goed kunnen vliegen dan kunnen we hoog boven de wolken gaan vliegen. Dan vliegen we de hemel in en kunnen we nog even praten met de Here Jezus." Arno kijkt verbaasd naar Freek. Daar had hij nog niet eens aan gedacht. "Tjonge dat zou erg mooi zijn. Dan kunnen we aan iedereen vertellen dat we de Here Jezus hebben gezien. Misschien kunnen we Hem zelfs wel een hand geven," antwoordt Arno opgewonden. "Ik wil heel graag naar de Here Jezus toe. Ik wil erg graag bij hem komen en even kijken hoe het daar is."
Enthousiast lopen de jongens naar huis. Zodra ze thuis zijn lopen ze de tuin in, ze leggen het tapijt op de grond en gaan er vol verwachting op zitten. Maar het tapijt gaat niet omhoog. Verbaasd kijkt Freek naar het tapijt. "Misschien zitten we niet goed in het midden," zegt hij tegen Arno. Vlug schuiven de jongens een beetje naar voren. Maar het helpt niets. Hetvliegende tapijt blijft keurig netjes op de grond liggen. "Of zijn we misschien te zwaar," zegt Arno tegen Freek. Freek springt snel van het tapijt af. "Nee daar ligt het vast niet aan," zegt Freek verwonderd. "Ga eens wat verder naar hetmidden zitten," zegt hij tegen Arno. Arno doet wat Freek tegen hem zegt, maar het helpt niets. De hele middag blijven de jongens doorgaan. Eén voor één gaan ze op het tapijt zitten, ze schuiven alle kanten op, maar het kleedje gaat de lucht niet in. Ze proberen alles wat ze maar kunnen bedenken. Ze gaan op hun hoofd staan. Ze gaan erop liggen. Ze doen zelfs handstand op het vliegende tapijt, maar niets helpt. Het rode tapijt blijft netjes liggen. Het is inmiddels vijf uur geworden, de jongens moeten eten en na het eten mogen ze niet meer naar buiten. De volgende morgen zitten de jongens weer in de tuin. Keurig naast elkaar op het vliegende tapijt. Maar ook nu gebeurt er niets. "Misschien moeten we een toverspreuk gebruiken," zegt Freek bedachtzaam. "Ja natuurlijk," antwoordt Arno. Hij springt weer op het rode tapijt en roept; "Simsalabim." Maar dat helpt niet. "Laat mij eens proberen?" zegt Freek. Arno springt van het kleed af. Voorzichtig gaat Freek zitten. "Prachtig tapijt vlieg," roept hij hard. Maar ook dat heeft geen effect. "Vlieg over de toppen van de bomen, breng ons in de lucht. Zweef met ons naar de hemel en breng ons naar Jezus, doe het vlug," roept Freek nog een keer. Maarhet vliegende tapijt vliegt niet. Teleurgesteld zitten de jongens op hun kleedje en kijken naar de lucht. Ze hadden zo graag willen vliegen. Ze hadden bij de Here Jezus willen komen. Maar het lukt gewoon niet.
"Wat doen jullie daar?" vraagt moeder verbaasd. Ze heeft al een poosje naar de jongens gekeken, ze begrijpt niet waarom de jongens op een versleten kleedje in de tuin zitten. De jongens kijken verdrietig achterom, "We proberen te vliegen mama," zegt Freek. "We willen naar de Here Jezus toe om even te kijken hoe het daar is." "Hoe willen jullie daar dan komen?" vraagt moeder verbaasd. "Op ons vliegende tapijt natuurlijk," antwoordt Arno verontwaardigd. Moeder moet verschrikkelijk lachen. "Hebben jullie dat kleedje uit de schuur gehaald?" vraagt ze lachend. "Nee hoor", zegt Arno, "we hebben dit vliegende tapijt gekocht op de markt van twee jongens."
Vader komt er ook al aan gelopen. Hij heeft het hele verhaal gehoord vanuit de keuken. "Jullie zijn voor de gek gehouden," zegt hij lachend. "Met een kleed kun je niet vliegen. Dat mag ook helemaal niet,het zou toch gek zijn als iedereen maar op kleedjes rond kon vliegen? Ik denk dat je daar toestemming voor moet hebben. Een vliegtuig moet ook toestemming hebben om te mogen vliegen. Jullie weten toch wel dat een kleed op de vloer ligt en nooit vliegt. Dat gebeurt alleen in sprookjes." Teleurgesteld kijken de jongens vader aan. "Maar die jongens hebben gezegd dat we ermee konden vliegen," zegt Arno verontwaardigd. "Ze hebben gelogen," zegt vader. "Die jongens probeerden gewoon geld te verdienen en daarom hebben ze jullie voor de gek gehouden. Maar willen jullie echt de hemel in om bij de Here Jezus te kijken?" vraagt vader aan Freek en Arno. Freek en Arno roepen tegelijk; "Ja hoor papa, weet jij hoe we er kunnen komen?" ...."Jawel hoor," zegt vader, "wanneer jullie je hart aan de Here Jezus geven dan mogen jullie bij Hem komen. De Here Jezus heeft dat gezegd in de bijbel. Als jullie een kind van Hem zijn en in Hem geloven dan zal Hij een huis voor jullie maken in de hemel. In de bijbel staat dat Hij terug zal komen om zijn kinderen te halen, vinden jullie dat niet fijn?" Freek en Arno knikken, ze zijn er stil van. Een huis in de hemel is heel bijzonder. Dat is nog veel mooier dan even langs vliegen en zwaaien. Als ze éénmaal in de hemel wonen zijn ze voor altijd bij Jezus.
Geschreven plm. 1983
|