"Roland, opschieten," roept moeder. "Het is al twintig over acht, straks kom je te laat op school." Roland pakt snel zijn jas van de kapstok en loopt naar de deur. "Kom op Katinka," roept hij naar zijn tweelingzusje. "We moeten hardlopen, anders halen we het niet." "Dag mam," roept Katinka en ze rent de gang in. Roland opent vlug de deur en springt naar buiten. Au au.. met een luide kreet valt Roland languit op de stoep. Niet lang daarna valt Katinka over hem heen. Verschrikt kijken de kinderen achterom. Voor de deur, netjes op de deurmat ligt een man te slapen. Het is een zwerver, een vieze stinkendezwerver. Boos kijkt Roland naar de man die op de mat ligt. "Vieze smeerkees," roept Roland luid. "Wat denk je wel niet, ik had mijn nek wel kunnen breken." Katinka is het helemaal met Roland eens. "Ga weg vieslak," roept Katinka tegen dezwerver. Maar de zwerver trekt zich niets van de kinderen aan en blijft rustig liggen. Ineens denkt Katinka weer aan school. Vlug trekt ze aan Roland's mouw. "Kom we moeten gaan, we zijn al veel te laat." Zo snel ze kunnen rennen ze weg.
De school is al begonnen. Roland en Katinka rennen vlug naar binnen, hangen hun jas op de kapstok en gaan de klas in, maar natuurlijk wil de juf weten waarom ze te laat zijn. In geuren en kleuren vertellen ze wat ze beleefd hebben, maar niemand gelooft het verhaal. Ze denken dat ze het verzonnen hebben.
Wanneer de kinderen tussen de middag thuiskomen van school om een broodje te eten, is de zwerver al verdwenen. De kinderen vertellen het hele verhaal aan vader en moeder. Maar vader en moeder hebben de zwerver niet zien liggen, ook zij denken dat Katinka en Roland het hele verhaal verzonnen hebben. De kinderen zijn verontwaardigd, niemand wil hun verhaal geloven, treurig gaan ze die middag weer naar school.
Eindelijk is de schooldag voorbij. Na de maaltijd zitten ze gezellig bij de kachel. Buiten wordt het steeds kouder. Er komt een stevige wind opzetten. Dikke sneeuwvlokken dwarrelen neer in de straat. Roland en Katinka vinden het prachtig. "Jippie, morgen kunnen we misschien al sleetje glijden," roept Roland tegen Katinka. Katinka heeft er echt zin in. Ze rennen naar de garage om te kijken of de slee er nog staat.
Gelukkig staat de slee nog steeds bovenop de plank. Oeff... Katinka slaakt een zucht van opluchting. Plotseling horen ze moeder roepen. Roland en Katinka gaan met tegenzin terug naar de woonkamer. "Tijd om te gaan slapen," zegt moeder. "Maar mama, mogen we nog even opblijven?" vraagt Katinka. Maar moeder laat zich niet ompraten. "Onmiddellijk naar bed," zegt ze tegen Katinka. Snel gaan Katinka en Roland naar boven.
De volgende morgen is Katinka al vroeg wakker. Snel loopt ze naar het slaapkamerraam en kijkt naar buiten. "Oh wat mooi," fluistert Katinka. De hele straat is spierwit. Overal ligt sneeuw. Alle bomen, auto's, fietsen, straten en huizen zijn bedekt met een laagje sneeuw. Ingespannen kijkt Katinka door het raam. "Jippiejippiejee." Katinka schrikt en kijkt achterom. Achter haar staat Roland te dansen en te springen van plezier. Samen maken ze een vreugdedans door de slaapkamer en gaan zich vlug aankleden. Ze mogen niet te laat komen, ze moeten tenslotte ook nog een broodje eten.
Haastig rennen de kinderen de deur uit en alweer vallen ze languit op de stoep. Dit keer schrikken de kinderen niet meer zo erg. Ze kijken achterom of ze de vieze zwerver ook zien, maar ze zien alleen maar een grote berg sneeuw. Voorzichtig loopt Roland naar de sneeuwberg toe en haalt wat sneeuw weg. Onder de hoop sneeuw ligt de vieze zwerver. Roland is helemaal niet bang voor de zwerver. Hij schudt hem een paar maal heen en weer. "Wakker worden luilak." Roland trekt dezwerver aan zijn jas. "Maak dat je wegkomt, viezerik," roept Katinka tegen de oude man. Maar de oude man reageert niet op het geschreeuw van de kinderen, hij slaapt gewoon door en hij snurkt verschrikkelijk hard.
"Oei we komen weer te laat," roept Roland ineens verschrikt. Zo snel ze kunnen rennen de kinderen weg.
Oh wat duurt de morgen lang voor de kinderen. Roland en Katinka zijn de zwerver alweer vergeten. Ze denken alleen nog maar aan de sneeuw. Vanmiddag hoeven ze niet naar school en kunnen ze lekker in de sneeuw spelen. Eindelijk is het zover. Prrrrrt, prrrrrrt.... Het doordringende geluid van de schoolbel is overal te horen. De kinderen beginnen luidruchtig te praten en rennen naar buiten. Katinka en Roland lopen zo hard mogelijk naar huis.
"Mama," Katinka kijkt in de keuken. Mama is nergens te zien. Ze loopt de kamer in en roept nog een keer; "mama." Ze krijgt geen antwoord. Roland wordt ook ongeduldig en loopt naar de trap toe, "Mama, mama ...maaaaamaaaa." Roland hoort nog niets en loopt naar de garage. In de garage stinkt het verschrikkelijk. Roland kijkt verbaasd om zich heen. "Jakkes wat een vieze lucht zeg," roept Katinka. Ze komt met dichtgeknepen neus de garage ingelopen. In de hoek van de garage zien ze een oude doos staan. In de doos zitten allemaal oude kleren. Nieuwsgierig lopen de kinderen op de doos af en kijken erin. "Bah, wat vies," mompelt Roland. Hij knijpt vlug zijn neus dicht. "Zijn dat niet de kleren van die viezezwerver?" vraagt Katinka aan Roland. Roland knikt. Vlug rennen ze het huis weer in. "Mama, mama, maaaamaaaa....." Roland roept zo hard mogelijk. En ja hoor, nu heeft moeder de kinderen gehoord. "Ik ben boven," roept moeder. De kinderen stormen de trap op. "De kleren van die vieze kerel liggen in onze gara....." Verschrikt blijft Katinka staan. Voor de spiegel in vader en moeder's slaapkamer staat de vieze oude zwerver.
Maar hij ziet er niet meer vies uit. Het is net alsof er een totaal ander mens in de slaapkamer staat. De zwerver draagt kleren van vader. Hij ruikt heerlijk fris en zijn haren zijn netjes achterover gekamd. De kinderen zijn er stil van.
"Hij stinkt niet meer," zegt Roland zachtjes. "Hij is zo netjes," mompelt Katinka. "Maar toch hoort hij hier niet." "Laat hij maar weer de straat op gaan," zegt Roland nu ook. "Kinderen toch." Verschrikt kijken de kinderen achterom. Vader komt net de slaapkamer binnenlopen en kijkt de kinderen boos aan. "Gedraag je een beetje," moppert vader. "Laten we eerst maar naar beneden gaan. Het is tijd om te eten."
Het eten smaakt de kinderen niet lekker. Ze vinden het niet leuk dat de zwerver bij hun aan tafel zit. Roland kijkt dezwerver doordringend aan. Zo ziet hij er wel netjes uit, denkt Roland bij zichzelf. Maar vanmorgen was het een vieslak. Een echte smeerkees. Katinka vindt het allemaal maar vreemd. Waarom nemen vader en moeder zo'n vreemde man mee naar huis?
"Het eten was heerlijk mevrouw," mompelt de zwerver, "maar het lijkt me beter dat ik nu weer ga." Katinka en Roland kijken verheugd op, maar dat duurt niet lang. "U kunt met deze kou toch niet op straat rondhangen," zegt moeder en ze legt haar arm om zijn schouder. "Blijf gerust bij ons tot u een goed onderkomen hebt gevonden. U kunt hier vannacht ook slapen." Katinka en Roland zitten met wijd open mond te kijken. Ze zijn stomverbaasd. "In de garage is plaats genoeg," zegt Roland grijnzend. Katinka schatert het uit. Maar vader is vreselijk boos. "Onmiddellijk naar de kamer," gebied vader. "Ik wil een hartig woordje met jullie spreken."
Muisstil zitten ze naast elkaar op de bank. Roland heeft zijn hoofd voorover gebogen. Katinka is rood van schaamte. Zo boos heeft ze vader nog nooit gezien. Dan komen vader en moeder in de kamer en gaan tegenover de kinderen zitten. "Waarom vinden jullie die oude man niet leuk?" vraagt vader zacht. "Omdat hij voor onze deur sliep en dat is raar," mompelt Roland. "Misschien heeft hij geen familie, geen vrienden en geen huis," zegt vader, "hebben jullie daar wel eens aan gedacht?" "Nee vader," fluistert Katinka, "maar hij zag er ook verschrikkelijk vies uit." "Dat is waar," zegt moeder, "maar dat is toch geen reden om iemand slecht te behandelen?" "Als de Here Jezus net zoals jullie zou reageren dan zou er niemand meer in de hemel kunnen komen," zegt vader. De kinderen kijken vader vragend aan.
"Iedereen doet wel eens verkeerde dingen," zegt vader. "Wanneer je dingen doet die niet goed zijn dan wordt je ook smerig. Niet zoals die zwerver aan de buitenkant, maar aan de binnenkant. Wanneer je veel liegt, of steelt, of andere verkeerde dingen doet die de Here Jezus niet goed vindt, dan wordt je hart steeds smeriger, totdat je hart helemaal zwart is. Maar wanneer je je hart aan Jezus geeft dan maakt hij je hart weer helemaal wit. Zo wit als sneeuw." "Jezus kijkt niet naar de buitenkant," zegt moeder, "maar naar de binnenkant. Je hart is het belangrijkste. De zwerver had alleen maarvieze kleren aan, dat betekent toch niet dat hij niet leuk is?" Roland en Katinka knikken. Vader en moeder hebben gelijk, zij hebben alleen op het uiterlijk gelet en ze hebben de zwerver geen kans gegeven om te laten zien hoe hij echt is. Aan iemands uiterlijk kun je niet zien of hij of zij aardig of eerlijk is. Je moet iemand eerst goed leren kennen om te weten hoe die persoon in werkelijkheid is. "Het spijt me echt," zegt Katinka zachtjes. "Mij ook," mompelt Roland. "Ik ben bang dat je dat tegen de verkeerde persoon zegt," antwoord moeder. "Dat zullen jullie tegen meneer Jacobs moeten zeggen?" Dan gaan Katinka en Roland naar de keuken toe om meneer Jacobs hun excuses aan te bieden. Meneer Jacobs is niet meer boos op de kinderen. Hij heeft het hun vergeven. Die middag mogen Roland en Katinka toch nog buiten spelen. Deze dag zullen ze nooit meer vergeten.
Geschreven plm. 1983
|