Sem ligt op de bank, dichtbij het raam. Vandaag hoeft hij niet naar school, want hij is ziek. Van moeder mag Sem thuis blijven, ze heeft zijn kussen en zijn dekbed opgehaald en hem lekker toegestopt. Blijf jij maar lekker liggen", zegt moeder, vandaag zal ik je verwennen. Dat vindt Sem wel leuk, hij wil nu toch niks doen, hij is zo misselijk.
Terwijl moeder naar boven loopt om wat dingen te doen kijkt Sem uit het raam. Hij ziet de vogels vliegen in de tuin. Een grote zwart met witte vogel vliegt naar het vogelhuisje die aan de schuur hangt, het hapt in een stukje brood en vliegt snel weer weg. Brrr..... Sem bibbert, hij moet er niet aan denken om een vogel te zijn. Buiten is het reuze koud, het vriest. Het dak van de schuur is helemaal wit, er ligt een laagje ijs op. Terwijl Sem ligt te bibberen wordt zijn aandacht ineens getrokken door de rode kat van de buren. Het is Sammie, rooie Sammie, maar wat doet Sammie op het dak van de schuur? Sammie glibbert alle kanten op en probeert zich met zijn scherpe nageltjes vast te grijpen. Sem begint te schreeuwen, hij vergeet helemaal zijn misselijkheid en klimt op de bankleuning om dichtbij het raam te komen. Sammie ga daar weg, weg kat, weg, maak dat je wegkomt, roept Sem, maar het lijkt of Sammie hem niet hoort. Sem drukt zijn neus op het raam en zet zijn handjes stevig tegen het glas, hij maakt een vuistje en tikt hard op het raam. Sammie trekt zich er niks van aan, eigenwijs kijkt hij naar Sem en glibbert vervolgens naar boven, gewoon tegen het schuine dak op. En voor Sem het weet is Sammie uit het zicht verdwenen. Sem is boos, domme kat, moppert hij, domme domme kat.
Moeder komt de kamer weer in, wat doe jij bij het raam, zegt ze streng, je maakt mijn hele raam vies. Kijk nou toch eens, nu moet ik eerst de ramen weer wassen. Ramen wassen? Sem schiet in de lach, ramen wassen? Dat ziet toch niemand, alleen ik ben thuis. Moeder moppert: Ik zie het puntje van je neus op het raam en je handjes zijn ook te zien. Oh oh oh, ik dacht dat je ziek was, ga snel liggen, lekker onder je dekbed. Sem kruipt weer onder het dekbed, maar kijkt goed uit het raam. Die rotkat, die rooie rotkat, mompelt Sem. Maar Sammie is nergens meer te zien, Sem kijkt naar de televisie, mama heeft tekenfilmpjes aangezet. Maar ineens ziet hij in zijn ooghoek iets bewegen. Hij kijkt weer naar buiten en vlak boven het vogelhuisje verschijnt het snuitje van Sammie. Sammie is gewoon naar de andere kant van het dak geslopen. Sem snapt er niks van. Kijk eens mama, roept Sem, kijk eens wat Sammie doet. Die kat zit bovenop onze schuur, zal hij de broodjes van de vogeltjes willen pakken? Mama komt aangelopen en kijkt naar de schuur, ook zij ziet Sammie, maar zij denkt heel iets anders, ze zegt: Pas maar op Sem, kijk maar eens goed. Sammie wil geen broodjes, Sammie heeft liever de vogeltjes. Sem schrikt, maar dat mag toch niet, dat is niet de bedoeling. Jaag hem weg, zegt Sem tegen mama, jaag hem weg, het is een rotkat. Maar mama lacht, we gaan even kijken hoe slim de vogeltjes zijn, misschien hebben ze het door. Mama komt bij Sem op het bed zitten en samen genieten ze van het schouwspel. Sammie op de loer op het dak boven het vogelhuisje met de stukjes brood en de vogeltjes gezellig op een rij op de schutting aan de overkant. Ze kijken gewoon toe alsof ze weten dat er gevaar is. Maar Sammie is slim en springt van het dak af en sluipt via de bloembakken naar de schutting en even later zien Sem en mama Sammie bovenop de schutting.
Kijk eens hoe knap, roept Sem, kijk eens Sammie kan gewoon over het randje lopen. Ineens bedenkt hij zich dat de vogels in gevaar zijn, hij kijkt verschrikt. Vogels maak dat jullie weg komen, roept Sem. Maar mama zegt: Rustig maar Sem, kijk dan, die vogels zijn niet dom, die gaan zelf aan de kant. Sem en mama kijken hoe de vogels een spelletje spelen met Sammie. Terwijl Sammie sluipend bovenop de schutting loopt, kijken de vogels opzij tot Sammie vlakbij is. En net als Sammie denkt een vogel te kunnen vangen, slaan ze hun vleugels uit en gaan er vandoor, maar ze vliegen niet ver. Nee ze vliegen een klein stukje omhoog en landen aan de andere kant van Sammie weer bovenop de schutting. Het is een leuk schouwspel om te zien. Sammie moet zich steeds omdraaien om de vogels te kunnen pakken. Maar Sammie blijft het proberen, net zolang tot Sem er zat van is en ineens met zijn vuist tegen het raam bonst. Sammie schrikt ervan en maakt dat hij wegkomt, maar de vogels schrikken ook en mama al helemaal. Wat doe je nou: zegt ze verschrikt, ben je helemaal betoeterd, straks mijn ramen stuk. Het moest wel, moppert Sem, het moest wel, stel je toch voor dat die rotkat die mooie vogeltjes te pakken had gekregen. Mama schiet in de lach, maar gelukkig is dat niet gebeurd, zegt ze. En weet je Sem, rooie Sammie is een slimme sluwe kat, en altijd zal die proberen een prooi te vangen, dat is de aard van het beestje, dat doen de meeste katten nu eenmaal. Maar ik vind het niet leuk, zegt Sam, ik vind het helemaal niet leuk. Dat weet ik wel zegt mama, maar net zoals die vogels altijd op moeten passen voor een slimme en gemene kat, zo moeten mensen ook altijd voorzichtig zijn. Ja.... zegt Sem, maar wij hebben de Here God, Hij zorgt voor ons. Dat klopt, zegt mama, maar de Here God zorgt ook voor de vogeltjes, dat staat ook in de bijbel, maar dat betekent niet dat de vogeltjes niet op moeten passen voor rooie Sammie, of voor een ander dier. Wij zijn net als die vogeltjes, wij mogen weten dat de Here God voor ons zorgt, maar we moeten opletten, want de boze, de satan, is net zoals die kat van de buren, hij zal altijd loeren en proberen een prooi te vangen. Altijd zal de boze willen proberen om ons te pakken en gelukkig worden wij gewaarschuwd, niet door Sem die op de ramen bonst, maar door de Here God. Als wij Zijn woord lezen dan zien wij hoe steeds de satan probeerde om de vrienden van God te pakken te nemen, maar zij mochten ook weten dat de Here God hen wilde helpen en hen wijsheid wilde geven en sterk wilde maken. Dat wil de Here God ook voor ons doen. Wij mogen Hem daar zelfs om vragen. Sem zucht ervan, ja zo is het, maar nu ben ik moe, ik ga even weer liggen. Sem kruipt onder het warme dekbed. Terwijl mama koffie zet is Sem al in slaap gesukkeld. Slaap maar lekker Sem, slapen is goed, zeker als je ziek bent!