Met haar mooie roze prinsessenjurkje staat de kleine prinses te zwaaien. Ze heeft een kroontje op haar hoofd en een stafje in haar handje. Ze zwaait naar de kleine jongen die aan komt lopen. Wanneer de jongen vlakbij haar is zegt ze op een kordate toon tegen hem: Buig eens voor mij! De kleine jongen kijkt haar verontwaardigd aan en zegt: Geen haar op mijn hoofd die er aan denkt, ik buig helemaal niet voor jou, bekijk het maar. Kom… laten we maar gewoon gaan spelen, zegt hij vrolijk lachend. Nee nee, zegt de kleine meid, je moet eerst buigen, dat hoort zo. Waarom hoort dat zo, vraagt de jongen, jij buigt toch ook niet voor mij? Nee dat is waar zegt het kleine meisje, maar jij bent ook geen prins, maar ik… ik ben een prinses, een echte prinses. Hoe weet je dat, vraagt de jongen, dat weet je nooit, ik geloof er niks van. En toch is het zo, zegt het meisje, mijn vader en moeder hebben het me zelf verteld, dus buig nu maar snel, dan kunnen we spelen. Hmmmm… de jongen heeft er helemaal geen zin meer in, buigen voor een meisje, nooit niet…, hij draait zich om en loopt weg. Wat ga je nu doen, roept het meisje verbaasd. Ik ga naar huis zegt de jongen, ik ga op zoek naar een ander vriendje of vriendinnetje die wel wil spelen. Ik wil ook spelen, zegt het meisje, één keer buigen is genoeg. Nu hoeft het niet meer, roept de jongen, ik zoek nu wel iemand anders, ik buig niet voor een meisje, ik buig alleen voor God. Verdrietig loopt hetkleine meisje naar huis, dikke tranen lopen over haar wangen, als ze het paleis binnen komt lopen komt haar moeder verschrikt naar haar toe. Wat is er aan de hand, vraagt ze aan haar prinsesje. Mama, snikt het meisje, mama ik wilde met een jongen spelen en vroeg hem om te buigen, maar hij wou niet buigen, hij wou alleen maar buigen voor God. Hij had wel een beetje gelijk Sara, zegt moeder, jij voelt je een prinsesje en je bent een prinsesje, maar jij bent ook een gewoon meisje, zorg dat je gewoon blijft, dan willen kinderen met je spelen, maar als jij je hoger en beter voelt dan een ander, dan spelen ze liever met iemand anders. Begrijp je dat een beetje Sara?, vraagt moeder zacht. Ja hoor, roept Sara, ze gooit haar kroontje en haar stafje naar mama toe, die heb ik niet meer nodig zegt ze. Ze opent de deur en ze rent zo hard ze kan over de grote oprijlaan, door de straten op weg naar het huis van het kleine jongetje. Op haar teentjes staat ze bij de deur en drukt op de bel. Voorzichtig opent de kleine jongen de deur en kijkt boos naar het kleine meisje. Ga maar weer weg, ik buig toch niet voor je, roept hij boos. Dat hoeft ook niet zegt Sara, ik ben ook maar een gewoon meisje. Oh, ik dacht dat je een prinses was, moppert de jongen, dus je hebt gelogen? Nee ik heb niet gelogen zegt Sara, maar ik wel net zo graag en net zo leuk spelen als een gewoon meisje. Kom je dan nu spelen?, vraagt Sara met haar allerliefste stemmetje, je hoeft niet te buigen. Het jongetje zucht opgelucht, oké ik kom spelen, zegt het jongetje. Samen lopen ze door de straten, vrolijk lachend. Het kleine meisje vergeet helemaal dat ze een prinsesje is, ze speelt als ieder ander kind en als ze naar huis moet om te eten, heeft ze moddervlekken in haar dure prinsessenjurk en modderstrepen op haar gezicht en haar handjes en voetjes zijn zo vies, zo vreselijk vies zelfs het jongetje schrikt er van. Jij bent een prinsesje van niks, zegt hij, je lijkt wel een gewoon kind. Dank je wel, zegt Sara vrolijk en ze gaat huppelend naar huis, zo blij is ze.