Op een dag merkte Eva dat haar buik dikker werd en ze vertelde Adam, dat ze een kindje zouden krijgen. De Here God had natuurlijk verteld hoe dat allemaal zou gaan, dus ze wisten wat er ging gebeuren.
Maar ze werden toch verrast, want er waren twee kindjes in de buik van Eva. Eerst kwam er een jongetje, dat Adam en Eva Kaïn noemden. En toen werd er nog een baby’tje geboren. Weer een jongetje en die noemden zijn ouders Abel.
Dat had de Here God goed bekeken. Kaïn en Abel hadden dus meteen al een speelkameraadje toen ze wat groter werden. En omdat het allebei jongetjes waren konden ze mooi samen stoere spelletjes bedenken. Boompje klimmen, slootje springen, elkaar plagen, verstoppertje spelen. En natuurlijk pappa helpen met onkruid rooien en mamma helpen met oppassen op de kleine baby’tjes die erbij geboren werden.
Ze kregen broertjes en zusjes. Een heleboel. En als ze een keertje ruzie met elkaar hadden, gingen ze gewoon met een ander broertje of zusje spelen.
En hoe groter Kaïn en Abel werden, hoe meer ze mochten meehelpen. Want jij snapt wel, dat er voor al die kinderen elke dag eten moest komen. Dus mochten de jongetjes pappa helpen bij het zaaien en het oogsten. Bij het fruit plukken als het rijp was en lekker dat dat was. Het moest haast nog wel net zo lekker zijn, als in die mooie tuin waar pappa tijdens het werken van vertelde. Mamma had het daar ook al over gehad. Over die prachtige tuin, waar ze nu niet meer in mochten wonen.
Maar Kaïn en Abel vonden de wereld ook prachtig! Ze keken met open mond naar de opkomst van de zon. Wat mooi! En als de zon onderging zaten ze samen met pappa, mamma en de broertjes en zusjes daarvan te genieten.
Ze keken naar de bomen en vonden het reuze knap van de Here God, dat Hij zoveel verschillende bomen had gemaakt. Allemaal met een andere vorm. Allemaal met andere takken, bloesems en vruchten. Ze plukten de bloemetjes om aan mamma te geven.
En ze konden plotseling stilstaan omdat een vogel prachtig ging fluiten.
Ze leerden om niet zomaar een welpje te aaien, omdat de leeuwen wilde dieren waren geworden en gemeen konden bijten. Maar ze zagen ook, dat ze een kalfje en een lammetje wel gerust konden aaien.
En ze waren heel verdrietig toen pappa een lammetje ging slachten als offer voor de Here God. Dat gebeurde voor het eerst toen Kaïn en Abel heel stout waren geweest.
‘Nu zullen jullie zien hoe erg de zonde is,’ zei pappa Adam en ze moesten erbij staan toen pappa een lammetje uitzocht, het doodde en het offerde aan de Here God. Met traantjes in hun oogjes stonden beide kereltjes daar. En ze waren vast van plan om nooit, maar dan ook nooit meer stout te zijn.