Afdrukken
Categorie: Toneelstukjes
Hits: 11232

Dit is het kerstverhaal geïmproviseerd gebracht. De bedoeling is om voor een gordijn te zorgen welke open en dicht gaat. Twee mensen kunnen het gordijn vasthouden en die houden het voor het podium of een deel van de zaal langs. De rollen worden gespeeld door mensen uit de zaal, ik heb dus voor de namen even vraagtekens gezet. Je begint te lezen totdat je bijvoorbeeld bemerkt: Oh ik heb een keizer nodig die heb ik nog niet, vervolgens roep je iemand die de keizer moet spelen. De spelers krijgen een tekstregel en ze moeten een gebaar doen, dus zij spelen het kerstverhaal. Je kunt het zo lang maken als je wilt, maar op een gegeven moment wordt het langdradig. Het gordijn gaat dus steeds open en weer dicht.

Het gordijn gaat open:

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. (Oh ik heb geen keizer, eh (????)… zou jij keizer willen zijn, kom maar even hier en ga daar staan. Als ik zeg het was Keizer Augustus, dan moet jij je handen om je mond doen als een toeter en roepen: We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad. (We beginnen weer opnieuw, doe de gordijnen maar dicht)

 

De gordijnen gaan open: 

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad.

De keizer gaf het bevel aan alle mensen, ze moesten op reis naar de stad waar ze geboren waren om geteld te worden. Vlakbij de keizer stond een eenvoudige timmerman. Hij was aan het timmeren en hij hoorde de keizer roepen, hij legde zijn hamer neer en met zijn handen geheven riep Jozef: . (Oh ik heb geen Jozef, eh (????)… zou jij Jozef willen zijn? Als ik zeg met zijn handen geheven riep Jozef, dan moet jij je handen hoog in de lucht doen en roepen: Alsjemenou dat meent u niet. (we beginnen weer opnieuw, doe de gordijnen maar dicht)

 

De gordijnen gaan open:

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad.

De keizer gaf het bevel aan alle mensen, ze moesten op reis naar de stad waar ze geboren waren om geteld te worden. Vlakbij de keizer stond een eenvoudige timmerman. Hij was aan het timmeren en hij hoorde de keizer roepen, hij legde zijn hamer neer en met zijn handen geheven riep Jozef: Alsjemenou dat meent u niet.  Maar er was geen andere optie, hij mocht niet kiezen, nee dit was een bevel en een bevel moet je altijd opvolgen. Jozef keek zoekend om zich heen, hij kon niet zomaar weggaan, hij had ook nog een vrouw en ja hoor daar kwam ze al aan, Maria legde haar handen verschrikt op haar buik. (Oh Maria, ik heb een Maria nodig, (?????) zou jij Maria willen zijn? Als ik zeg, Maria legde haar handen verschrikt op haar buik, dan leg jij met een geschrokken gezicht je handen op je buik en zegt ) Ik vertik het, ik krijg een baby. (We beginnen weer opnieuw, doe de gordijnen maar dicht.

 

De gordijnen gaan open:

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad. De keizer gaf het bevel aan alle mensen, ze moesten op reis naar de stad waar ze geboren waren om geteld te worden. Vlakbij de keizer stond een eenvoudige timmerman. Hij was aan het timmeren en hij hoorde de keizer roepen, hij legde zijn hamer neer en met zijn handen geheven riep Jozef: Alsjemenou dat meent u niet. Maar er was geen andere optie, hij mocht niet kiezen, nee dit was een bevel en een bevel moet je altijd opvolgen. Jozef keek zoekend om zich heen, hij kon niet zomaar weggaan, hij had ook nog een vrouw en ja hoor daar kwam ze al aan, Maria legde haar handen verschrikt op haar buik. Ik vertik het, ik krijg een baby. Het moet wel Maria er is geen andere oplossing, we moeten op reis zei Jozef en zo gingen ze op weg en het zou een hele lange verre reis worden. Maria werd al moe als ze er aan dacht, ze kon toch nooit zover lopen, maar de ezel wist raad. (Ja ik heb een ezel nodig, even kijken wie zou er een goede ezel kunnen zijn? (?????) zou jij de ezel willen spelen? Als ik zeg: maar de ezel wist raad dan maak jij en sprongetje/huppeltje en dan zeg jij: Ia, ia, Spring maar achterop  (we beginnen opnieuw, doe het gordijn maar weer dicht)

 

Het gordijn gaat open:

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad. De keizer gaf het bevel aan alle mensen, ze moesten op reis naar de stad waar ze geboren waren om geteld te worden. Vlakbij de keizer stond een eenvoudige timmerman. Hij was aan het timmeren en hij hoorde de keizer roepen, hij legde zijn hamer neer en met zijn handen geheven riep Jozef: Alsjemenou dat meent u niet. Maar er was geen andere optie, hij mocht niet kiezen, nee dit was een bevel en een bevel moet je altijd opvolgen. Jozef keek zoekend om zich heen, hij kon niet zomaar weggaan, hij had ook nog een vrouw en ja hoor daar kwam ze al aan, Maria legde haar handen verschrikt op haar buik. Ik vertik het, ik krijg een baby. Het moet wel Maria er is geen andere oplossing, we moeten op reis zei Jozef en zo gingen ze op weg en het zou een hele lange verre reis worden. Maria werd al moe als ze er aan dacht, ze kon toch nooit zover lopen, maar de ezel wist raad: Ia, ia, Spring maar achterop  riep hij balkend. Ja dat wilde Maria zeker doen en zo ging de reis naar Bethlehem en daar gekomen zochten ze een plekje om te slapen, maar waar ze ook kwamen er was geen plek. Bij de laatste herberg zei de vrouw van de Herbergier: (Oh moment ik heb nog geen vrouw van de herbergier, (?????) zou jij de vrouw van de herbergier willen zijn? Als ik zeg bij de laatste herberg zei de vrouw van de herbergier, dan maak jij een gebaar alsof je ze wegstuurt en dan moet jij zeggen: Doe  me een lol, het is bomvol.  (We gaan weer opnieuw beginnen, doe het gordijn maar weer dicht)

 

Het gordijn gaat open:

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad. De keizer gaf het bevel aan alle mensen, ze moesten op reis naar de stad waar ze geboren waren om geteld te worden. Vlakbij de keizer stond een eenvoudige timmerman. Hij was aan het timmeren en hij hoorde de keizer roepen, hij legde zijn hamer neer en met zijn handen geheven riep Jozef: Alsjemenou dat meent u niet. Maar er was geen andere optie, hij mocht niet kiezen, nee dit was een bevel en een bevel moet je altijd opvolgen. Jozef keek zoekend om zich heen, hij kon niet zomaar weggaan, hij had ook nog een vrouw en ja hoor daar kwam ze al aan, Maria legde haar handen verschrikt op haar buik. Ik vertik het, ik krijg een baby.  Het moet wel Maria er is geen andere oplossing, we moeten op reis zei Jozef en zo gingen ze op weg en het zou een hele lange verre reis worden. Maria werd al moe als ze er aan dacht, ze kon toch nooit zover lopen, maar de ezel wist raad: Ia, ia, Spring maar achterop, riep hij balkend. Ja dat wilde Maria zeker doen en zo ging de reis naar Bethlehem en daar gekomen zochten ze een plekje om te slapen, maar waar ze ook kwamen er was geen plek. Bij de laatste herberg zei de vrouw van de Herbergier: Doe  me een lol, het is bomvol.  Ze waren teleurgesteld en verdrietig en wilden net gaan… tot hij zich bedacht en een plekje in de stal aanbood, tussen de dieren en het hooi, maar dat maakte niks, want ze waren allang blij dat ze konden rusten. Die nacht werd het kindje Jezus geboren, ze waren moe, maar ook blij, ze wilden rust, maar dat konden ze schudden, want er was geen tijd om te rusten, er was een koningskind geboren en het goede nieuws moest verspreid worden. De eersten die het hoorden waren herders in het veld. (Ho de herders mis ik nog, ik heb twee herders nodig, (????? En ??????) willen jullie herder zijn? Als ik zeg herder Jannes deed zijnhanden achter zijn oren en zei… dan doe jij je handen achter je oren Carlo en zegt: Ik hoor iets en als ik zeg herder Rinus deed zijn handen boven zijn ogen, dan bent u aan de beurt en doet de handen boven uw ogen en zegt: Ik zie ze vliegen. (We beginnen weer opnieuw, doe het gordijn maar dicht)

 

Het gordijn gaat open:

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad. De keizer gaf het bevel aan alle mensen, ze moesten op reis naar de stad waar ze geboren waren om geteld te worden. Vlakbij de keizer stond een eenvoudige timmerman. Hij was aan het timmeren en hij hoorde de keizer roepen, hij legde zijn hamer neer en met zijn handen geheven riep Jozef: Alsjemenou dat meent u niet. Maar er was geen andere optie, hij mocht niet kiezen, nee dit was een bevel en een bevel moet je altijd opvolgen. Jozef keek zoekend om zich heen, hij kon niet zomaar weggaan, hij had ook nog een vrouw en ja hoor daar kwam ze al aan, Maria legde haar handen verschrikt op haar buik. Ik vertik het, ik krijg een baby.  Het moet wel Maria er is geen andere oplossing, we moeten op reis zei Jozef en zo gingen ze op weg en het zou een hele lange verre reis worden. Maria werd al moe als ze er aan dacht, ze kon toch nooit zover lopen, maar de ezel wist raad: Ia, ia, Spring maar achterop  riep hij balkend. Ja dat wilde Maria zeker doen en zo ging de reis naar Bethlehem en daar gekomen zochten ze een plekje om te slapen, maar waar ze ook kwamen er was geen plek. Bij de laatste herberg zei de vrouw van de Herbergier: Doe  me een lol, het is bomvol.  Ze waren teleurgesteld en verdrietig en wilden net gaan… tot zij zich bedacht en een plekje in de stal aanbood, tussen de dieren en het hooi, maar dat maakte niks, want ze waren allang blij dat ze konden rusten. Die nacht werd het kindje Jezus geboren, ze waren moe, maar ook blij, ze wilden rust, maar dat konden ze schudden, want er was geen tijd om te rusten, er was een koningskind geboren en het goede nieuws moest verspreid worden. De eersten die het hoorden waren herders in het veld. Herder Jannes deed zijn handen achter zijn oren en zei: Ik hoor iets en herder Rinus deed zijn handen boven zijn ogen en riep: Ik zie ze vliegen en ze hadden gelijk, want aan de hemel waren engelen verschenen, ze brachten goed nieuws: (Ik wil graag twee engelen uit de zaal, (????? En ?????) zouden jullie engel willen zijn oh ehhhh en doe me er ook gelijk maar een schaap bij, (?????), wilt u het zwarte schaap zijn? Als ik dus vertel: want aan de hemel waren engelen verschenen, ze brachten goed nieuws, dan maken Eline en Esther een vliegbeweging en roepen: Er is een kind is geboren, zoek, zoek. En als ik gelijk daarna zeg: Het warte schaap van de kudde riep het uit: dan zegt (?????): Mag ik mee? Ik bèèèèn er klaar voor. (We beginnen weer opnieuw doe het gordijn maar dicht) 

 

 

Het gordijn gaat open:

In een stad, heel ver hier vandaan stond een man luidkeels te roepen door de straten, het was Keizer Augustus. We gaan koppen tellen, hup naar je eigen stad. De keizer gaf het bevel aan alle mensen, ze moesten op reis naar de stad waar ze geboren waren om geteld te worden. Vlakbij de keizer stond een eenvoudige timmerman. Hij was aan het timmeren en hij hoorde de keizer roepen, hij legde zijn hamer neer en met zijn handen geheven riep Jozef: Alsjemenou dat meent u niet. Maar er was geen andere optie, hij mocht niet kiezen, nee dit was een bevel en een bevel moet je altijd opvolgen. Jozef keek zoekend om zich heen, hij kon niet zomaar weggaan, hij had ook nog een vrouw en ja hoor daar kwam ze al aan, Maria legde haar handen verschrikt op haar buik. Ik vertik het, ik krijg een baby. 

Het moet wel Maria er is geen andere oplossing, we moeten op reis zei Jozef en zo gingen ze op weg en het zou een hele lange verre reis worden. Maria werd al moe als ze er aan dacht, ze kon toch nooit zover lopen, maar de ezel wist raad: Ia, ia, Spring maar achterop  

riep hij balkend. Ja dat wilde Maria zeker doen en zo ging de reis naar Bethlehem en daar gekomen zochten ze een plekje om te slapen, maar waar ze ook kwamen er was geen plek. Bij de laatste herberg zei de vrouw van de Herbergier: Doe  me een lol, het is bomvol.  

Ze waren teleurgesteld en verdrietig en wilden net gaan… tot zij zich bedacht en een plekje in de stal aanbood, tussen de dieren en het hooi, maar dat maakte niks, want ze waren allang blij dat ze konden rusten. Die nacht werd het kindje Jezus geboren, ze waren moe, maar ook blij, ze wilden rust, maar dat konden ze schudden, want er was geen tijd om te rusten, er was een koningskind geboren en het goede nieuws moest verspreid worden. De eersten die het hoorden waren herders in het veld. Herder Jannes deed zijn handen achter zijn oren en zei: Ik hoor iets en herder Rinus deed zijn handen boven zijn ogen en riep: Ik zie ze vliegen en ze hadden gelijk, want aan de hemel waren engelen verschenen, ze brachten goed nieuws: Er is een kind is geboren, zoek, zoek. Het zwarte schaap van de kudde, schaap Wollie riep het uit: Mag ik mee? Ik bèèèèèn er klaar voor. Ja natuurlijk mag jij mee Wollie, wij laten niemand achter. De herders waren blij verrast, maar ook verbaasd: Er was een kind geboren, maar er worden zoveel kinderen geboren, moesten ze daar achteraan, waren die engelen nu helemaal betoeterd? Toch werd het hen al snel duidelijk, het ging niet om een gewone baby maar om de zoon van God, ineens hadden de herders het door. Kom, zeiden de herders, we gaan zoeken naar de stal van Bethlehem waar het kindje te vinden zal zijn en zo gingen ze op zoek en vonden zij het kind, de herders aanbaden de koning der koningen en de schapen huppelden door de stal. Kunnen we dan nu rusten zei Jozef, maar helaas God had grootse plannen, Hij was nog lang niet klaar, Hij plaatste zelfs een schitterende ster aan de hemel. De ster wees richting Bethlehem en zo werd het kind gevonden in doeken gewikkeld en liggend in een kribbe, de wonderbare raadsman, sterke God, Eeuwige Vader, Vredevorst die naar deze donkere wereld kwam om licht te brengen.