Afdrukken
Categorie: Toneelstukjes
Hits: 14771

Dit stukje kan gespeeld worden met drie personen. Allen verkleed als sterren. Een grote, een kleine en middelgrote ster. De achtergrond kan gewoon een donkere lucht zijn met eventueel allemaal sterren erop en een maan. Het komt puur op de spelers aan, dat ze het zo leuk mogelijk brengen.

Grote ster: Zag jij mij wel stralen in de donkere zwarte nacht?

Sterretje: Stralen? Jij? Nee ik heb niks gezien?

Grote ster: Niks gezien? Hoe kan dat nou? Ik stond aan die donkere hemel en straalde zo
mooi?

Sterretje: Ja dat kan wel zo zijn, maar ik… ik heb niks gezien, ik had het veel te druk met
het brengen van mijn eigen heldere licht.

Kleine ster komt er nu ook bij staan en bemoeit zich met het gesprek

Kleine ster: Hoezo stralen? Wie? Wij straalden toch allemaal?

Grote ster: Maar ik ben bijzonder, ik straalde heel speciaal.

Kleine ster: Daar heb ik dan niks van gezien, hoe is dat mogelijk?

Sterretje: Ja dat vraag ik me ook af, hoe is dat mogelijk?

Grote ster: Kom maar op kleine ster, vertel het maar. Jij zat zeker weer te slapen, terwijl ik
een prachtig licht uitstraalde.

Kleine ster: Nee hoor, ik zat helemaal niet te slapen, zelfs niet eens te dommelen, ik werd 
verblind door een enorm licht.

Grote ster: Ja maar dat probeerde ik net te vertellen, dat was ik natuurlijk.

Sterretje: Ja ik denk het ook, dat moet jij dan zijn geweest. Ik heb het wel niet gezien, maar 
ik geloof het graag.

Kleine ster: Ahum…. Waarom denk jij dat jij zo bijzonder bent grote ster? Vertel maar eens?
Denk jij dat jij beter bent dan ons? Denk jij dat jij meer licht geeft dan ons? 

Grote ster: Dat weet ik wel zeker kleine ster. Kijk dan hoe groot en hoe mooi ik ben. Zelfs 
als het licht is ben ik in staat om te stralen tot in de kleinste en verste hoekjes. Ik
mocht zelfs de weg wijzen naar een koningskindje in een kribbe.

Sterretje: Oh wat geweldig grote ster, wat bijzonder, dat mocht ik niet, ik werd daar zelfs 
niet voor gevraagd. Ik weet niet eens hoe ik dat zou moeten doen, ik straal 
gewoon mijn licht uit, heel eenvoudig licht.

Grote ster: Precies! Jij werd daar niet voor gevraagd, ik wel. Goed hè?

Kleine ster: De weg wijzen naar een koningskindje in een kribbe, wanneer was dat dan en hoe
heb je dat gedaan?

Grote ster: Ik zal het jullie vertellen. Er werd een koningskind geboren. De zoon van God.
Ik werd gevraagd om mijn licht te laten schijnen in de donkere nacht, zodat
wijze mannen de weg konden vinden naar dit kind dat geboren was.

Sterretje: Oh, nu weet ik het weer, dat verhaal heb ik gehoord. De oudere sterren hebben het 
mij verteld. Was jij dat grote ster? Stond jij toen te stralen aan de hemel? Was jij 
die ster die reisde door de nacht?

Grote ster: Ja dat was ik sterretje. Ik bracht hele wijze mannen helemaal naar Bethlehem. Ik!

Kleine ster: Dan ben je mijn hulp vergeten zeker en de hulp van al je vrienden rondom?

Grote ster: Jullie vergeten? Hoezo?

Kleine ster: Toen jij daar door het donker moest reizen langs de hemel en moe begon te
worden, toen zagen wij jou knipperen met je ogen, wij zagen jou wel
dommelen. Je werd moe hè?

Grote ster: Dommelen? Huh, ik werd gewoon een beetje moe, het was een lange nacht, het 
was koud en kil., ik verlangde naar rust en warmte, maar ik viel echt niet 
in slaap hoor, kom op zeg. Hoe kom je erbij?

Sterretje: Hoe kom je erbij kleine ster. Hoe durf je dat zomaar te zeggen? 
Weet je dat wel zeker?

Grote ster: Ja kom maar op met je verhaal, wat een onzin zeg. Ik ben geen watje, ik val niet 
zomaar in slaap, ik weet heel goed hoe ik wakker moet blijven in een donkere
nacht.

Kleine ster: Jaja, dat zal wel. Dus je hoorde ons niet roepen grote ster? En je hoorde niet mijn 
heldere stem in die stille nacht?
Ik riep nog: Grote ster wakker blijven, blijf schijnen voor Hem, blijf schijnen
voor het kindje Jezus. Ik heb het zeker twintig keer geroepen en de andere 
sterren, groot en klein hebben mij geholpen. We riepen zelfs samen: 
Grote ster, grote ster, wakker blijven grote ster.

Grote ster: Ahum… ja er begint me iets te dagen. Het klinkt me bekend in mijn oren.

Sterretje: Dus toch? Dus je hebt ze toch gehoord? Ze hebben jou geholpen om wakker
te blijven?.


Grote ster: Ja… nou…. ik denk dat ik moet toegeven dat ik toch wel iets gehoord heb in die 
donkere nacht. Laat me eens even goed nadenken.

Oh ja nu weet ik het weer. Het klopt, was jij dat? Riep jij mij op
om door te gaan? Riep jij dat ik het niet op moest geven omdat ik een belangrijke
taak had gekregen?

Kleine ster: Ja natuurlijk, dat was ik. 

Grote ster: Ja sorry hoor, maar ik was ook zo moe, het was een verre reis en een lange nacht.
Het was zo donker.

Kleine ster: Ja duh…. Jij was toch het stralende middelpunt van die nacht, jij gaf toch genoeg
licht om de hele aarde en alle hoekjes te laten zien?

Grote ster: Ja… nou ja…. Dat heb ik wel gezegd… en ik straalde ook wel, maar zonder jullie
was ik vast in slaap gevallen.

Sterretje: Dus het klopt? Kleine ster heeft jou geholpen om wakker te blijven? Meen je dat
nou? Dat is toch ook bijzonder? Vind jij dat ook niet grote ster?

Grote ster: Ja je hebt gelijk, dat is ook bijzonder, ik voel me ineens veel kleiner.

Sterretje: Nou dat mag ook wel. Je liep vreselijk op te scheppen. Jij hebt steeds geroepen dat
jij de weg wees naar het kindje Jezus, maar je had hulp, hulp van de sterren om
je heen. 

Kleine ster: Zo is het sterretje en we zijn er om elkaar te helpen en samen de weg naar
de koning der koningen, het kindje Jezus te wijzen.

Grote ster: Ja maar de één doet wel iets meer dan een ander, de één heeft soms meer talent,
die kan beter wijzen en sturen en de richting aangeven. Ik dus!

Sterretje: Oh ja… maar ik dan? Ik sta toch ook in de donkere koude nachten te stralen. Mij
zien ze ook wel hoor. Ook ik geef licht. Ik wijs gewoon heel vriendelijk met mijn
kleine sterrenpootjes de goede richting. Ik houd toch ook van het kindje Jezus? 

Grote ster: Maar mij zien ze beter, ik ben groter.

Sterretje: Maar wil dat kindje mij dan niet gebruiken om de weg te wijzen?

Grote ster: Ik denk het niet, wat heb jij voor extra waarde? Je bent zo klein en nietig in dit 
grote heelal.

Sterretje: Klein en nietig? Ik voelde mij juist heel speciaal tussen al die andere mooie en 
grotere sterren.

Kleine ster: Dat ben je ook sterretje, wij zijn allemaal bijzonder en speciaal. De Here Jezus 
heeft ons allemaal opgeroepen om de weg te wijzen. Grote ster mocht dat doen 
bij Zijn geboorte. Hij wees de weg naar een stal. Maar wij mogen de weg wijzen 
naar de hemel.

Sterretje: Naar de hemel? Nog hoger dan de donkere lucht? Hoger dan de blauwe luchten 
en de sterretjes van goud?

Kleine ster: Ja zelfs hoger dan dat.

Sterretje: Is daar ook een stal?

Kleine ster: Nee sterretje, daar is een stad van echt goud. Zuiver goud.

Sterretje: Oh dat is prachtig. Ik word er helemaal blij van.. Schijnen voor de Here Jezus in 
een gouden stad, dat wil ik ook.

Grote ster: Daar ben jij niet voor gevraagd sterretje, kleine ster wel. Ja toch kleine ster?

Kleine ster: Daar hoef je niet voor gevraagd te worden. Iedereen mag schijnen voor de Here 
Jezus. Hij wil dat wij allemaal als sterretjes stralen voor Hem en de weg wijzen 
naar Zijn Koninkrijk. 

Grote ster: Dus ik mag ook?

Sterretje: Nee nee jij niet grote ster, jij hebt je taak al volbracht, jij hebt de stal al 
aangewezen.

Kleine ster: Dat is niet waar sterretje. Iedereen mag schijnen. Iedereen die het wil, mag 
kiezen voor de Here Jezus en schijnen voor Hem.

Grote ster: Ik doe mee kleine ster.

Sterretje: Ik ook.

En zo werd het licht in deze donkere wereld. Het licht van de Here Jezus ging schijnen tot in de kleinste hoekjes, tot in de diepste duisternis. Schijn jij mee?

Dit stuk kan ook als poppenkastspel opgevoerd worden. Decor dus ook een donkere lucht met kleine sterren en in de poppenkast dus drie poppen met een ster over hun hoofd bijvoorbeeld.